Boekbeschouwing.
Mrs. Annie Besant and the Moral Code.
A protest by J.H. Fussel, secretary of the Universal Brotherhood and theosophical Society.
De brochure, met bovenstaand opschrift, werd mij toegezonden door den schrijver, met een begeleid-brief, waarin hij met nadruk verzocht, ‘in het belang van de zaak der theosophie’ haar te willen bespreken in ruimen kring; - laat mij nu dadelijk mededeelen hier, ter voorkoming van misverstand, datgene wat de schrijver zelf getuigt, en wat ook, als men de brochure gelezen heeft, zich geheel en al bevestigt. Het geldt hier namelijk geenzins vóór of tegen de theosophie, zoodat niet één aanhanger van die leer zich verontrust of gegriefd behoeft te gevoelen. Integendeel, J.H. Fussel is zelf een beslist theosoof, heeft èn mevrouw Blavatsky, de bekende stichteres der theosophische vereeniging, èn haren opvolger William Q. Judge bijgestaan in hun arbeid, den laatsten als zijn secretaris (zooals ook op de brochure staat vermeld), en trekt dus niet te velde tegen één der leerstellingen, welke dan ook, van de theosophie, maar bestrijdt alléén het z.i. volkomen onwaardig optreden van den heer Leadbeater, een ook in ons land meermalen opgetreden leider van die theosophische beweging waarvan Annie Besant het hoofd is! Want, ik spreek opzettelijk van ‘die theosophische beweging waarvan Annie Besant het hoofd is!’
Immers, komen we hier al dadelijk tot een geschilpunt. Als men in ons land, in Amsterdam, in het theosophisch ‘hoofdkwartier’ op den Amsteldijk, hoort spreken van mevrouw Blavatsky, dan wordt eraan toegevoegd, dat Annie Besant haar ‘opvolgster’ is. Maar J.H. Fussel, met als bewijzen namen en datums, vertelt ons het eigenlijk ontstaan van dat ‘leiderschap’, waaruit het blijkt, dat er nevens, ja vóór Annie Besant, nog een Catherine Tingley was en is, op wie de opvolging van mevrouw Blavatsky lijnrecht overging, en niet op eerstgenoemde Annie Besant. De theosophische vereeniging, zooals zij thans bestaat, - zegt J.H. Fussel, - werd gesticht in New-York in 1875 door Helena Petrovna Blavatsky. De oorspronkelijke naam was ‘The Theosophical Society and Universal Brotherhood.’ Medestichters waren William Q. Judge en Col. H.S. Olcott, enz. In 1891 stierf dan mevrouw Blavatsky, en haar opvolger werd William Q. Judge, van wien de schrijver der brochure ‘private secretary’ is geweest. Hier nu begint de inmenging van mevr. Annie Besant (wier veelbewogen, alles behalve godsdienstige levensloop, tot op dat tijdstip toe harer ‘bekeering’, waarschijnlijk den meesten lezers bekend zal zijn). Zij wilde zich niet voegen naar de tot dusver bestaande regelen en opvattingen, en het einde van haar inmenging was, dat in Boston, in 1895, een reorganisatie van de theosophische vereeniging plaats had, waar, met een overgroote meerderheid, bovengenoemde William Q. Judge werd gekozen tot levenslang president. Bij gelegenheid dezer reorganisatie werd tevens àlle betrekking tot Annie Besant en de haren afgebroken, zoodat de schrijver zich verplicht acht er allen nadruk op te leggen, dat, hoezeer zij en hare volgelingen den naam ‘Theosophie’ op hun arbeid toepassen, zij nochtans niet te maken hebben met de
door mevrouw Blavatsky gestichte vereeniging als zoodanig. In 1896 namelijk, toen William Q. Judge stierf, ging het presidentschap over op Catherine Tingley, door hemzelf als zijn opvolgster aangewezen. De geheele titel van de vereeniging luidt: ‘Universal Brotherhood and Theosophical Society’; gelijk men dus uit deze inleiding ziet zijn zij, die meenen dat Annie Besant de directe opvolgster is van mevrouw Blavatsky, op een dwaalspoor, en, zooals overal waar menschen samen iets willen tot stand brengen, heerscht óók in den boezem der theosophische vereeniging dus verdeeldheid, wat de personen-questie aangaat.
Intusschen, dit is slechts de inleiding, welke de auteur tot goed verstand zijner zaak noodig acht. De oorzaak, waarom hij zijn protest schreef, is van een veel kiescher en pijnlijker aard. Het geldt namelijk de handelingen begaan en de onderwijzingen verkondigd door Annie Besant's vriend en medeleider: Mr. C.W. Leadbeater, welke van dien aard zijn, dat ze hier niet nader kunnen worden aangeduid, en, volgens, dezen heer, dienen moeten om de jongelui te behoeden voor de gevaren van omgang met de andere sexe. Want, hierop zij gelet, Mr. C.W. Leadbeater zelf ontkent geenszins, dat hij zulk een verdacht onderwijs geeft aan de aan zijn zorg toevertrouwde jongelieden. Juist om die reden, omdat hier geen sprake is van door den betrokkene-zelf ontkende práátjes, maar van feiten, die hij zelf als wáár erkent, welke hij belijdt als te zijn zijn ‘principes’, schreef J.H. Fussel zijn brochure. In 1906, vertelt hij, werd door Mr. A. Fullerton, toen ‘Gene-