Gedachtenwisseling.
Aan onze Redactrice.
Naar aanleiding van velerlei scherp partij geschrijf en hare houding daartegenover.
Wat is het toch een heerlijk gevoel in onze eeuw van leugen en bedrog, schijnvertoon en comedie te durven zijn, zooals men is, zich te durven uiten, zooals men het meent en voor zijne opinies te durven uitkomen eenvoudig en waar!
Maar wat is dit tevens ontzettend moeilijk!
Immers, de waarheid wil ach zoo weinig gehoord worden; het is voor ons eigen ik (dat plantje, dat wij zoo zorgvuldig kweeken en vertroetelen) zoo pijnlijk, waarheden aan te hooren, door onze naasten geuit. Gewoonlijk zijn we er meer op uit het plantje van egoisme en zelfverheerlijking op te kweeken tot het zoo groot en sterk is geworden, dat het al de edele gevoelens, die mochten opbloeien, verstikt.
En wee dan den mensch, indien geen kundig tuinier het onkruid met wortel en tak uitroeit, zoodat het goede zaad nog weer uitgestrooid kan worden en vruchten dragen!
Maar 't onkruid in 't menschelijk hart moet tevens met zachtheid en overleg verwijderd worden om de teedere plantjes van liefde tot de naasten en zelfverloochening in stede van egoisme en eigenwaan te kweeken.
Het is lang niet ieders gave. Menigeen gaat met ruw geweld te werk, wordt ongeduldig of driftig; menigeen ook geeft de moed verloren bij het zien van het groote arbeidsveld, dat voor hem geopend wordt!
En ja, 't is ook ontzettend moeilijk een anders gebreken met zachtheid te bestrijden en hard voor ons zelven te zijn, waar wij van nature zoo geneigd zijn, juist het tegenovergestelde te doen. Maar wij kunnen het probeeren. Er zijn goddank nog menschen, die den vasten wil er voor hebben; onze geachte redactrice geeft ons hier een flink voorbeeld in. Maar, er behoort moed toe, veel zedelijke moed en wilskracht. Komende alleen uit de innige overtuiging des harten, dat men zoo moet spreken en handelen, ook al wordt men door de groote menigte niet begrepen of erger nog verguisd en bespot; door de groote menigte, die de waarheid niet hooren wil, juist omdat zij maar al te wel voelt, wat het zou kosten om te breken met wat diezelfde waarheid zoo kristalhelder aantoont: ‘egoïsme, zelfverheerlijking, eigengerechtigheid, omdat diezelfde waarheid de vinger legt op de rotte plekken in de menschelijke samenleving en in het menschelijk hart en omdat diezelfde waarheid eindelijk hen tracht wakker te schudden uit hunnen vadsigen toestand van zelfgenoegzaamheid
Maar God zij dank hebben wij allen over een wil te beschikken. ‘Welnu, die wil kan ons voor vallen behoeden, waar wij mochten struikelen. Die wil kan en zal ons helpen om het moeilijke pad van zelfverloochening te beklimmen, die wil eindelijk zal ons doen overwinnen en ons het begeerde doel doen bereiken. En als wij dan die hoogte bereikt hebben en al onze broeders en zusters (want dat zijn we toch nietwaar?) zien, die ook trachten ons voorbeeld te volgen, laten wij hen