De Hollandsche Lelie. Jaargang 23
(1909-1910)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 714]
| |
‘Toe, probeer 't eens goede Marichen’, zong de vleiende stem. ‘Zeg niet dat ik 't ben. Vraag of Frau Baronin even tijd heeft om een Fräulein te ontvangen dat haar noodzakelijk alleen moet spreken.’ Hoofdschuddend slofte Marichen naar boven Even later stond Gretel tegenover haar oude meesteres. Mevrouw von Hohenheim, die in 't middaguur steeds rusten moest, richtte zich juist van de sofa op, en keek Gretel aan of ze een geestverschijning zag. 't Meisje nam met een snellen, schuwen blik de oude omgeving op, haar van vroeger zoo goed bekend en lief vertrouwd. Haar oogen vulden zich met tranen, haar lippen begonnen te beven. Zonder een woord te spreken knielde ze voor Mevrouw von Hohenheim neder, en kuste haar snikkend de hand. ‘Gnädige Frau Baronin, daar is Gretel wéer terug’, fluisterde zij kinderlijk, en de schaduw van een glimlach beefde even om haar kleinen mond, terwijl haar door tranen omfloersde oogen smeekend tot de barones opzagen. En toen deze, nog niet bekomen van de ontsteltenis bij Gretels geheel onverwachten aanblik, bleef zwijgen, vervolgde het meisje, nu bitter schreiend. ‘Ach Frau Baronin, ik ben zoo grenzeloos ongelukkig geweest. Eigenlijk heb ik geen onbezorgd uur meer gekend nadat 'k U en den kamerheer verlaten heb’..... ‘Sta op Fräulein en ga zitten’, sprak Mevrouw von Hohenheim eindelijk. ‘Gun mij even tijd, kind, ik ben nog geheel ontdaan.’ ‘Neen, neen, laat mij hier, aan uw voeten liggen, tot 'k alles heb opgebiecht’, bad Gretel. ‘Frau Baronin weet niet... ik heb zoo veel verschrikkelijks ondervonden... en hier was het zoo veilig en goed. Hoe kon ik toch zoo slecht en dom zijn om toen in Holstein... Liebe, gnädige Frau Baronin, heb toch meelij met mij.. Mag Gretel terugkomen en den ouden goeden kamerheer wéer helpen en verzorgen? Och toe; Frau Baronin weet niet hoe ik veranderd ben. 'k Geef niets meer om opschik of mooie kleeren, en wil mijn leven lang geen man meer aankijken.. 'k Ben bij moeder geweest, die Elsa zoo graag wéer thuis wilde hebben, en toen dacht ik: misschien wil Frau Baronin’.... de rest versmolt in tranen. Mevrouw von Hohenheim liet haar blik over de gestalte van Gretel heenglijden (meer dan eenvoudig, bijna schamel gekleed) met haar door tranen overstroomd gezichtje, de handen in biddende houding, tot haar opgeheven. Onwillekeurig ontroerde 't haar, ze moest aan de gelijkenis van den ‘Verloren zoon’ denken en werd week gestemd. ‘Kom naast mij zitten Fräulein, en laat ons eens kalm spreken,’ zeide ze, Gretel met zachten dwang overeind trekkend. ‘U begrijpt, dat ik U niet kan beloven vóór ik alles weet van wat er in dit jaar gebeurde.. Toen 'k 't laatst van U hoorde, zou U met de familie Taylor naar Liverpool gaan. Is daar nog van gekomen?’ ‘Ja ja, Frau Baronin, maar 'k heb die dwaasheid duur betaald. Mrs Taylor behandelde me nog erger dan een voetveeg toen zij mij in haar macht had. 'k Werd aan 't minste meidenwerk gezet: boenen, schrobben, vaten wasschen. Mevrouw had een soort pension in een groot huis, dat altijd vol was. Om 't minste werd ik afgesnauwd, voor 't kleinste vergrijp de huid volgescholden. U is dikwijls heel boos op me geweest omdat ik zoo ijdel en ondeugend was, doch U heeft mij nooit gezegd, dat 'k een gemeene meid was en een vuile slet... die God mocht danken, dat ze een onderdak had. Misschien zal U 't niet willen gelooven, maar ik verlangde altijd naar hier terug, en durfde U toch niet te schrijven. En 'k kende niemand om hulp te vragen en bezat veel te weinig geld om naar Duitschland terug te gaan. Ja, 'k had een helleleven bij Mrs Taylor, en later was 'k er bijna nog erger aan toegekomen. Bijna een half jaar hield ik 't uit en spaarde iederen cent, dien ik kreeg, om zoo gauw ik maar eventjes genoeg had, weg te loopen, toen ik een advertentie las, waarin een Duitsche familie te New-York een gezelschapsjuffrouw vroeg tegen een flink salaris en vrijen overtocht. 't Was voldoende als men een goed, schriftelijk getuigschrift kon overleggen en daar een portret bijvoegde. In de keuken werd er dikwijls over gesproken, dat de loonen voor dienstboden, in Amerika zoo hoog waren, en kennissen van de keukenmeid, twee zusters, die erg met haar diensten sukkelden, wilden binnenkort 't groote water oversteken om in de Nieuwe wereld haar geluk te beproeven. Wanneer alles naar wensch ging, zou 'k mij dus bij haar kunnen aansluiten, en dienzelfden dag schreef ik aan 't opgegeven adres. U weet wel dat 'k een mooi getuigschrift kreeg van de ‘gnädige Frau Gräfin’ en dat zond ik met mijn laatste portret, dat met | |
[pagina 715]
| |
den grooten hoed, herinnert Frau Baronin zich nog?’ vroeg Gretel schuchter. ‘Ja, en toen verder?’ Gretel werd hoog rood en haar tranen begonnen wéer te vloeien. ‘O Gnädige Frau, het was alles vreeselijk, afschuwelijk bedrog. En ik voelde me nog al zoo dankbaar, dat door een gelukkig toe val, de keus juist op mij viel, want 'k zou toch wel de eenige niet zijn geweest die op zulk een mooie advertentie geschreven had. Natuurlijk vertelde ik Mrs Taylor niets van mijn plannen, maar sloop op een avond met mijn laatst ontvangen salaris, stil 't huis uit. Die twee zusters en haar broer hielpen mij met alles vriendelijk voort, zij hadden ook mijn koffer in bewaring genomen en zoo kwam ik aan boord van de ‘Atlantic’, voelde mij van alle zorg bevrijd en ging de toekomst hoopvol tegemoet.’ ‘Maar, mijn hemel, Fräulein,’ viel mevrouw von Hohenheim hier in, ‘hoe is 't mogelijk, dat U uw moeder niet eerst raadpleegde of haar tenminste uw plannen meedeelde’. ‘'k Was immers toch al zoo ver van moeder af, Frau Baronin, en wilde haar veel liever uit New-York met 't goede nieuws verrassen... Alles kwam echter heel anders en zoo afschuwelijk uit dan 'k mij nooit had kunnen voorstellen. De advertentie was niet van een fatsoenlijke familie, maar van een agent, die onnoozele meisjes naar Amerika lokte met slechte bedoelingen. O Frau Baronin, ik werd al dadelijk ongerust toen ik 't gezicht zag van dien gluiperigen kerel, die mij van de “Atlantic” kwam afhalen, - al deed hij ook nog zoo beleefd en vriendelijk. “Wees op je hoede Gretel,” zei 'k tot mij zelf, en als bij ingeving hield ik mij al dadelijk alsof 'k geen Engelsch verstond. En dat is heusch mijn geluk geweest. Nu, die man vertelde mij, dat hij namens de familie Trust kwam om mij af te halen. Zij woonde een heel eind buiten New-York, en ik zou dien nacht bij hem aan huis logeeren, omdat 't al te laat was nu nog naar: “High Hill” te rijden. 'k Geloofde geen woord van wat hij vertelde, maar kon niet anders doen dan meegaan. Hij bracht mij naar zijn huis, waar hij mij, een dikke, opzichtig gekleede dame als zijn vrouw voorstelde. 'k Werd al angstiger en wantrouwiger, want ik vond man en vrouw veel te lief en opdringerig. Hij sprak Duitsch, zij niet. 'k Speelde comedie en deed heel bedeesd, af en toe met “Ja” of “Nein” antwoordend. Maar, 's avonds, nadat de vrouw aan mijn bed was geweest, en dacht, dat 'k gerust sliep, ben ik op mijn kousevoeten over de gang geslopen, en heb aan hun deur geluisterd... En toen begreep 'k alles. 'k Was in slechte handen gevallen, en onze Lieve Heer alleen weet welk een een gruwelijk angstigen nacht ik heb doorgebracht. 's Morgens vroeg ben 'k weggevlucht (ze hadden me wel opgesloten, maar 'k kon met een spijker 't oude slot forceeren) en daar stond ik nu moederziel alleen op straat, ellendig en rampzalig, zonder geld, in een wild vreemd land, waar ik geen schepsel kende. 'k Liep half verdwaasd verder, doodmoe en hongerig, toen ik op eens Duitsch hoorde spreken door twee eenvoudig gekleede vrouwen vlak naast mij. Goddank, daar waren landgenooten. 'k Klaagde haar schreiend mijn nood. Zij luisterden geduldig, en raadden mij bij den Duitschen gezant om hulp te vragen. Dien raad heb ik dadelijk gevolgd en van dat oogenblik af was ik gered.’ Er kwam een verrukte uitdrukking in Gretel 's oogen, zij lichtten met dweependen gloed. ‘Frau Baronin kent Graf Strachwitz misschien wel? O, hij is de edelste, beste mensch, die op aarde leeft. Vroeger kon ik niet begrijpen hoe een non geheel haar leven wijdde aan den ‘Hemelschen Bruidegom.’ Doch sinds ik Graf Strachwitz ken... Hij is mijn Heer en Heiland, mijn Voorzienigheid.’ ‘Kind, profaneer zoo niet’, berispte de Barones. Doch in extase ging Gretel voort: ‘Graf Strachwitz gaf mij niet alleen geld, maar ook zijn hulp en steun, bezorgde mij bij brave menschen onder dak, en bleef zich mijn lot aantrekken tot 't laatste toe. Hij ging mee aan boord om mij in de hoede van den commandant aan te bevelen, en drukte mij ten afscheid zoo warm en lang de hand, alsof arme Gretel hem: “ebenbürtig” was. Natuurlijk is hij mij, klein, onnoozel meisje, nu al lang vergeten, maar ik kan hem nooit vergeten en zal, tot aan mijn stervensuur zijn herinnering trouw blijven.’ Moe van 't praten drukte Gretel haar vochtige zakdoekje tegen de gloeiende wangen, en maakte tersluiks haar manteltje los. Ach, mocht ze 't maar geheel uitdoen, ze verlangde zoo vurig te blijven en keek angstig en bedrukt naar de barones, die bleef zwijgen. Mevrouw von Hohenheim twijfelde geen | |
[pagina 716]
| |
oogenblik aan de echtheid van Gretel 's verhaal, en voelde ook wel meelij met 't jonge meisje. Toch bleef ze zich weifelend afvragen of ze er niet onverstandig aan zou doen haar wéer in huis te nemen. 't Was nu met Elsa zoo rustig en kalm. Die vroegere ruzie en scènes, herinnerde zij zich als een booze nachtmerrie. Kon ze er op vertrouwen, dat Gretel, zooals ze zelf beweerde, veranderd was, en ná al het wreede en bittere leed in den vreemde ondervonden, op den duur dankbaar en tevreden zou blijven in 't veilig tehuis, dat ze bij hen wedervond? Maar stel nu eens, het omgekeerde. Wanneer ná langer of korter tijd de ijdele, wispelturige Gretel herleefde, wat dan... Och, zij zelf was ook veranderd, kalmer, minder veeleischend. Wellicht, dat ze dus ook beter de kunst zou verstaan het meisje te begrijpen en te leiden. En wat 't zwaarst bleef wegen: Henri verlangde naar Gretel. Voor hem was ze ontegenzeggelijk een zonnetje in huis geweest. Ze had er zeldzaam slag van met den kamerheer om te gaan, niemand kon haar bij hem vervangen. Hoe moest hij haar gemist hebben al deze maanden! Welk een vreugde zou 't hem geven 't kind wéer om zich heen te hebben. Hij genoot zoo heel weinig van 't leven, nu hij zich steeds meer voor alles in acht moest nemen. Dokter vreesde, dat de zwakke levensvlam niet lang meer branden zou... Mevrouw von Hohenheim voelde haar oogen vochtig worden. Kom, daarover wilde ze niet doordenken, maar haar best doen de laatste levensjaren van haar lieven man zoo veel mogelijk te verhelderen. Gretel moest dan maar terug komen, en zij wilde niet verder over de toekomt tobben, en er 't beste van hopen. ‘U heeft een harde les gehad, Fräulein,’ sprak de barones, zich tot Gretel wendend ‘we zullen nu maar in 't midden laten hoeveel van al die ellende U aan eigen schuld heeft te wijten. Laten we hopen, dat U door al dezen tegenspoed veel geleerd heeft en..’ ‘Ach Frau Baronin, geloof mij toch. Van de vroegere Gretel is niet veel meer over. 'k Verlang niet anders... ik zou niet meer lichtzinnig en coquet kunnen zijn, terwijl ik 't beeld van mijn edelen redder steeds voor oogen heb. En 'k wil ook nooit, nooit trouwen.’ ‘U moet niet zoo overdrijven Fräulein, dat is dwaas en ziekelijk. 't Zou voor een meisje als U, die nog zooveel leiding noodig heeft, juist een groot geluk zijn een braven man te krijgen, aan wien zij zich veilig kon toevertrouwen. Haal U toch niets in 't hoofd over Graf Strachwitz; die trouwt alleen met een vrouw uit zijn eigen wereld... Doch we zullen dit onderwerp nu maar verder laten rusten. Zie eens Fräulein, U kunt wel begrijpen, dat ik, aan alles denkend wat er tusschen ons is voorgevalllen, er tegen op zie U weer bij ons te nemen.’ ‘Frau Baronin...’ ‘Laat mij uitspreken Fräulein. 'k Wilde U zeggen, dat ik er ook niet over denken zou als 'k niet geloofde, dat 't ongeluk U veel geleerd heeft, terwijl ik, van mijn kant inzie, dat ik niet genoeg geduld met U had, en daardoor dikwijls ondoordacht handelde.. Zullen we 't dus nog eens samen probeeren?.., 'k Wil U wel bekennen, dat de kamerheer U al deze maanden erg gemist heeft en Elsa Uw verlies hem niet kon vergoeden.’ ‘Die lieve oude kamerheer,’... Gretel begon wéer zacht te schreien. ‘Kom Fräulein, geen tranen meer. Denk er aan, dat de kamerheer een opgewekt gezicht moet zien. Ga mee kind, we zullen hem verrassen’...
Elsa had de kamer zacht verlaten zonder dat de baron hier iets van bemerkte. Doch nu schrikte hij eensklaps wakker door pratende stemmen vlak in zijn nabijheid. Wie stond daar in de deuropening achter zijn vrouw, waar 't welbekend figuurtje zich verlegen trachtte te verschuilen? Mevrouw von Hohenheim keerde zich om en trok Gretel de kamer in, tot voor den leunstoel van haar man. ‘Henri, hier is Gretel, ik heb haar beloofd, dat we 't nog eens met haar willen probeeren, als jij er ten minste niet op tegen hebt. Elsa gaat liever naar haar moeder terug en’... Doch de baron hoorde de laatste woorden niet eens. Zijn goedig, gerimpeld gezicht was één en al zonneschijn, terwijl hij zijn vroeger gezelschapsjuffertje de bevende hand toestak en niets anders wist te zeggen dan: ‘maar, dat is heél goed, heél goed, ik ben blij, dat ze er wéer is’. Gretel Hünert kuste de haar toegestoken hand, en maakte een lichte ‘knix’ voor haar meester, alsof ze nog een klein meisje was. En, dadelijk haar oude rechten hernemend, trok ze de das van den baron recht, streelde | |
[pagina 717]
| |
hem zachtjes 't in wanorde geraakt hoofdhaar glad. ‘U leek net een ruiend vogeltje’, spotte ze ondeugend. En toen de kamerheer haar met groote een beetje verdwaasde oogen aanzag, begon Gretel zacht te lachen. Hij klopte haar op den schouder, en lachte vroolijk mee. |
|