Toerekenbaar?
door Mevr. Ovink-Soer.
(Vervolg van No. 42).
Toen schaterde ze 't uit, en riep overmoedig. ‘Wou je mij er in laten loopen beste jongen? Mis, hoor, 'k denk er niet aan mee te gaan. 'k Wil op klaarlichten dag met je familie kennis maken, met de echte bedoel ik. Die gefantaseerde nicht daar pas 'k voor.’
‘Wat praat je voor onzin kind! Kom Gretel, liefste, vertrouw mij toch, ga mee schat,’ hield hij aan.
‘Maar beste jongen, denk je, dat 'k gek ben, om mijn goeien naam voor jouw plezier te grabbelen te gooien? 't Past volstrekt niet, dat 'k bij nacht en ontijd met jou naar Lübeck trek. Van nacht logeer ik bij Mrs. Taylor, en morgen spreken we elkaar nader. Goeden nacht en slaap wel.’
Doch Max, Freiherr von Eichendorff, keerde zich verontwaardigd àf, en ging zonder groet of handdruk heen.
Toen Mevrouw van Rheden den volgenden dag aan de kamer van Mevrouw von Hohenheim klopte, vertelde het kamermeisje, dat de familie reeds 's morgens vroeg was weggereden en aan haar de boodschap had achtergelaten, dat Frau Baronin de ‘gnädige Frau aus Holland’, spoedig zou schrijven.
Een paar dagen later kwam de beloofde brief.
‘'k Heb nu achteraf beschouwd heel veel spijt, lieve mevrouw’ schreef Mevrouw von Hohenheim, ‘dat 'k mij door mijn drift liet vervoeren om Fräulein in 't publiek te slaan. Al was ze heusch wel gewend aan een oorvijg af en toe, daar ze er thuis verscheidene van me kreeg, ik geef volmondig toe, dat 'k er verkeerd aan deed haar in 't bijzijn van al die vreemden als een klein kind te kastijden. Maar ik was mij zelf niet op dat oogenblik. Intusschen: gedane zaken nemen geen keer.
't Kan mij volstrekt niet schelen wat 't publiek in de “Holsteinische Schweiz” van mij en mijn optreden denkt, doch U, lieve Mevrouw, schrijf ik gaarne een verklarend woordje.
Wij wilden, nà 't voorgevallene, hier niet langer blijven en gingen dus naar Gremsmühlen, waar ons door kennissen een goed pension werd aanbevolen. Wil U ons op “Weidman 's Ruh” eens komen opzoeken, dan zal U ons hartelijk welkom zijn.
De plaats, waar het gebeurde, daàr gelaten, voel ik mij tegenover Fräulein niet zoo bijschuldig. 'k Weet, dat hare moeder mij in 't gelijk zal stellen, en 't haar zal spijten, dat 't meisje niet langer bij ons is.
'k Heb Gretel 's moeder alles uitvoerig verteld, haar verzocht mij de jongste dochter Elsa tot hulp te zenden, en reeds per draad bericht ontvangen, dat ze morgen hier zal zijn.
Elsa is een geheel ander meisje dan Gretel, eenvoudig en vol plichtgevoel. Jammer alleen, dat ze heel stil is, ik vrees dus wel, dat mijn man Gretel nog lang zal missen. Dàt slechts doet mij innig leed, en daàrom alleen wenschte ik 't voorgevallene ongeschied te kunnen maken.’
‘Hoe anders toch zouden de meesten onzer oordeelen als we alles wisten,’ dacht mevrouw van Rheden terwijl zij den brief peinzend dichtvouwde. ‘Mevrouw von Hohenheim wordt door iedereen veroordeeld, Fräulein speelt de mooie rol in 't drama. En in waarheid staat ‘Frau Baronin’ met al haar fouten oneindig hooger dan dat wufte ondeugende kind.’
't Deed het Hollandsche vrouwtje genoegen aan de table-d'hôte te kunnen vertellen dat Elsa Hünert de plaats harer zuster zou innemen bij de familie von Hohenheim. ‘Dus ziet U,’ voegde zij aan deze mededeeling toe, ‘dat de eigen familie van Fräulein volstrekt niet onvoorwaardelijk hare partij kiest, anders zou zij niet zoo gehandeld hebben. 't Is ook moeilijk rechtvaardig te oordeelen als men niet alles van een zaak afweet niet waar?’
Doch 't preekje van Mevrouw van Rheden maakte niet den gewenschten indruk.