satie aan tafel kwam toch niets terecht, want de muziek klonk veel te luid. 't Orkest zat te dicht bij. Zelfs voor muziekliefhebbers was 't genot problematisch, al werd er heel mooi gespeeld.
Men stond vlugger op dan gewoonlijk.
Fräulein was stil weggeslopen. Ze moest er toch werk van maken aan geld voor 't bal entreé te komen. Onderweg naar 't kantoortje van den boekhouder kwam ze Mrs Taylor tegen.
‘O, wat zijn we mooi!’ prees deze dame opgetogen. ‘Ik kan nu al voorspellen wie van avond de “reine” zal zijn, Fräulein Hünert.’
De ‘Gnädige Frau,’ maakt mij verlegen,’ prevelde Gretel met een lief blosje, ‘maar ach, gnädige Frau, 't is nog volstrekt niet zeker, dat 'k mee zal dansen.’
‘Waarom niet, kindlief! Wil Frau Baronin....?’
‘Och weet U,’ viel Gretel in,. ‘ik geloof nooit, dat Frau Baronin de entrée voor mij zal willen betalen, want ze heeft niets op met 't bal.’
‘Als 't daar alleen aan hapert, meisjelief, dan help 'k je wel uit den brand. Hier hebt U een mark, naderhand krijg ik die wel eens terug of ik trek hem van Uw eerste salaris af, als U met ons in Engeland bent,’ besloot Mrs. Taylor half in ernst, half in scherts.
‘Lag 't maar alleen aan mij’... zuchtte Gretel. ‘U is zoo lief en goed, dolgraag ging ik met U mee, maar 'k weet niet... mijn moeder...
“Verzeih” gnädige Frau, daar komt de kamerheer, wij gaan weer eens die heerlijke “Rundfahrt” maken. Duizend maal dank voor 't geld.’
Weg vloog ze, nam den kamerheer bij den arm en geleidde hem voorzichtig de trap af, naar de aanlegplaats van de ‘Ingeborg.’
De kleine motorboot was propvol met zondagpassagiers. Fräulein veroverde met moeite een plaatsje voor den Kamerheer en bleef zelve staan. Doch dadelijk stonden wel drie heeren tegelijk op, om haar hunne plaats aan te bieden. Fräulein, lachte, bloosde, deed coquet. De baron grinnikte goedig.
Een groote meisjesschool, door jonge vroolijke onderwijzeressen begeleid, van een ‘Ausflug’, teruggekomen, vulde een groot gedeelte van de boot. De kinderen voerden den zeemeeuwen hun overgebleven boterhammen, snoepten kersen en koekjes, hadden dol veel pret.
‘Zou mijn vrouw ons niet te Gremsmühlen wachten om verder mee te gaan?’ informeerde de baron bij Gretel.
‘Neen, Herr Kammerherr, Frau Baronin wilde tijdig thuis zijn, omdat zij den dokter nog vóór de avondtafel wachtte, maar die komt altijd veel later dan hij belooft, dus..’
‘Mijn vrouw is weer erg zenuwachtig en heeft last van haar hart; ze klaagt wel niet, maar ik merk 't best, dat ze zich niet goed voelt,’ sprak de baron mismoedig, en even later verklaarde hij niet de geheele rondvaart te willen meemaken, daar hij verlangde te hooren of de dokter er al geweest was, en wat hij zijn vrouw had voorgeschreven.
Doch, zooals Gretel wel gedacht had, liet de geneesheer op zich wachten. Na de avondtafel, die slecht bezocht werd, ging de familie von Hohenheim, op verzoek van den kamerheer, onder de waranda zitten, om de balgasten te zien binnenkomen.
Gretel zat op spelden. Uit de danszaal klonken de eerste muziektonen tot haar door.
‘Daar heb je den dokter,’ riep mevrouw von Hohenheim verheugd, toen er weer een wagen voor de steen en trap stilhield. Zij haastte zich den geneesheer tegemoet, doch keerde, zich bedenkend, nog even wéérom.
‘'k Ben zoo gauw mogelijk terug, U laat den kamerheer in dien tijd niet alleen, Fräulein,’ gebood ze nadrukkelijk. Nauwelijks was de barones de trap af, en naast den dokter den weg overstekend, 't Schweizerhof binnengegaan, of Fräulein stond op. ‘'k Ga maar even in de zaal kijken, Herr Kammerherr,’ verontschuldigde zij zich, en voor de baron iets kon antwoorden, was zijn gezelschapsdame in 't gewoel verdwenen.
Geduldig bleef de oude man wachten. Och, hij gunde 't kind wel een pretje, en zou Emilie bepraten haar maar te laten blijven.
Een half uur verliep, toen nog een kwartier; de kamerheer werd moe van 't gewemel om hem heen, voelde zich eenzaam en verdrietig. Waar bleef Emilie toch? Eindelijk daar kwam ze aan met Mevrouw van Rheden, de kleine Holländerin. Nu gingen de dames zeker nog wat kaartspelen, zooals ze bijna elken avond deden, terwijl hij stil toekeek.
‘Zit je alleen? Waar is Fräulein?’ vroeg mevrouw von Hohenheim ontevreden. Haar reeds hooge gelaatskleur werd nog donkerder.
Met zijn bevende hand wees haar man in de richting der danszaal, ‘'t Kind wilde zoo graag eens kijken...’
‘Neen maar, heeft U ooit van zoo iets brutaals gehoord?’ riep de barones, zich tot Mevrouw van Rheden wendend, ‘'k Heb Fräulein uitdrukkelijk gelast bij mijn man