aan gegeven had op het laatste oogenblik het zekere voor het onzekere te kiezen, en zijn schoone nicht, die zich reeds zeker waande van hare overwinning, te verraden aan de altijd voor dergelijke diensten hóógst dankbare madame de Pompadour. Zulke aanslagen op hare aangename positie, die haar dwongen tot voortdurend op haar hoede zijn, begreep de gewetenlooze vrouw niet afdoender te kunnen tegengaan, dan door de hartstochten des Konings, waaraan zij-zelve niet meer voldeed, te helpen bevredigen op een wijze, die voor haar persoon en invloed geen wezenlijk gevaar opleverde; namelijk door hem vrouwen en meisjes in rijke keuze in handen te spelen, verleidelijk en bekoorlijk genoeg om zijn zinnen te bedwelmen, maar te laag van geboorte, te weinig beschaafd-opgevoed, om ooit de plaats aan het Hof der openlijk-erkende maîtresse te kunnen in gevaar brengen. Dat deze hare slimme berekening niet faalde heeft de uitkomst bewezen. Inderdaad overwon zij door dezen list al hare vijanden, en behield tot aan haren dood toe haar rang, en de voordeelen eraan verbonden. Maar... tot welk een prijs! - Tot dien van het ‘Parc aux Cerfs’!
De ongelukkige meisjes, bijna kinderen, die hier ondergebracht werden, wisten volstrekt niet (dit behoorde tot de huisorde) wie eigenlijk haar minnaar was. Omdat de Koning dikwijls te veel haast had om zijn ridderorden af te leggen vóór hij tot haar ging, werd haar argwaan tevreden gesteld met de opheldering, dat hij een adelijk heer was van zéér voornamen rang. Toch ontdekte een harer het geheim, door een brief dien zij vond in 's Konings zak. Ze moest daarop haar indiscretie duur genoeg boeten, door onmiddelijke verwijdering.
Welke duizenden en nogmaals duizenden door dit alles werden verspild, welke ongelooflijke sommen te loor gingen door deze in het uiterste gedreven zedeloosheid, kan men eenigszins nagaan, als men zich rekenschap geeft van de onkosten, die het opsporen, het onderhoud, het weer afdanken met een bruidsschat, dezer beklagenswaardige wezens veroorzaakten; kosten die natuurlijk daarenboven nog dubbel berekend werden door de gewetenlooze handlangers van wien men zich als tusschenpersoon bedienen moest om dergelijke diensten gedaan te krijgen. En, om de maat vol te meten, durfde madame de Pompadour te midden van zulk een zondepoel nog zóó grenzenloos onbeschaamd het hoofd opsteken, dat zij tegenover de vrome Koningin en de Jezuïten de houding ging aannemen eener ‘bekeerde’, eener naar de zegeningen van den godsdienst reikhalzende boetelinge. De geheime aanleiding tot deze schijnbaar raadselachtige houding was weer haar onverzadelijke eerzucht. Zij wilde, nu haar invloed op de zinnen des Konings was geweken, en zij nog slechts in naam zijn maîtresse heeten kon, haar positie aan het Hof nog op andere wijze bevestigen, door zich te laten benoemen tot ‘Dame du Palais’ der Koningin, een rang en een titel, waarop iemand van háár levensgedrag te minder aanspraak kon maken, omdat haar beleedigende tegenwoordigheid daardoor onvermijdelijk werd opgedrongen aan die vrome en geduldige vrouw, aan wie eene madame de Pompadour een gruwel was, èn in haar des Konings wettige echtgenoote-zijn, èn, geheel belangeloos, in haar reinen godsdienstzin.
Nochtans, ook hierin zegevierende de slimheid der favorite; ook hier wist zij Lodewijk zóó ver te brengen, dat hij der Koningin die laatste en grofste beleediging aandeed van haar in eene madame de Pompadour een dagelijksch gezelschap te geven, waaraan zij zich niet kon onttrekken volgens de hofetiquette. Echter, zoo hij in zijn almacht van Koning zijn wil dóórzette tegenover de Jezuîten, als raadslieden der Koningin, deze hunnerzijds weigerden, met een standvastigheid die hun tot eer strekte, aan de ‘bekeering’ geloof te slaan, zoolang madame de Pompadour door hare tegenwoordigheid in het paleis die veranderde gezindheid, die zij vóórwendde, als het ware in haar persoon logenstrafte. Terecht beweerden zij, dat haar berouw alleen dan echt was, wanneer ze volkomen het veld ruimde; en met hare doorzichtige verontschuldiging, dat de Koning haar als raadsvrouw en vriendin niet kon ontberen, namen ze geen genoegen. De vervolging, die van dien tijd af hun genootschap heeft getroffen, was dan ook een wraakneming der nimmer een háár aangedane beleediging vergevende of vergetende madame de Pompadour, een der onheilen te méér, die zij over Frankrijk gebracht heeft, met haar gewone gewetenlooze lichtzinnigheid, waar het gold de ernstigste gevolgen te doen ontstaan uit de kleinste persoonlijke grieven.
- - Maar de tijd nadert nu, waarop die onweerstaanbare Koning, voor wien ook de gewichtigste mensch zich neerbuigen moet in het stof, om weer te keeren tot het niet,