De Hollandsche Lelie. Jaargang 23
(1909-1910)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 552]
| |
Daar heb ik natuurlijk niets op tegen, want een mensch is nooit te oud om te leeren, maar een eerste vereischte om dit te kunnen doen, bestaat daarin dat men de dingen beter weet dan een ander. Wij lezen in zijn stukje: ‘Burger Domela zegt o.m. dat Ferrer vrijmetselaar was, dit is onjuist. Noch maçon, noch lid van de Societa Jesua (Jesuit) was Ferrer. Daar Domela zegt dat waarheid hem gaat boven verwantschap, zal hij deze rectificatie van zijn schrijven zeker prettig vinden.’ Zeker zou ik dit, want het moet ons te doen zijn om de waarheid, niet waar? De heer v. Holk kan en mag niet verwachten dat wij hem dadelijk geloof schenken. Zulk autoriteitsgeloof zou dom zijn. Mij had hij niet overtuigd door zijn apodiktische verklaring, maar ik dacht: je kunt niet weten en ofschoon ik wel wist gelijk te hebben, toen ik schreef dat Ferrer vrijmetselaar was, heb ik toch naar Parijs geschreven aan iemand die zelf vrijmetselaar is en Ferrer in die loge gekend heeft, de volgende inlichting gekregen: ‘La loge Verdad, où Ferrer a été initiée relève de l'obédience de la grande loge Catalane. Celle-là (la loge Castelane), est antimonarchiste, elle est républicaine, tandis que la grande loge espagnolle est monarchiste, Le 25 mars 1890 il a étè affilié à la loge des vrais experts, placé sous l'obédience du grand-Orient de France. II a fait partie de cette loge jusqu'à la fin de sa vie. Ferrer a été graduellement élévé jusqu'au 31 grade.’ Ziezoo, nu weet men het precies of wie nu nog twijfelen mocht, weet nu de adressen, waar hij kan uitgaan ter informatie.
Er is geen twijfel aan of Ferrer was vrijmetselaar en het is ook aan die omstandigheid te danken dat de vrijmetselaars zich de zaak van Ferrer, een der hunnen, zoo bizonder aantrokken. Ik kan dus niet zeggen dat deze zoogenaamde rektifikatie mij aangenaam is, want zij zou ons totaal op den verkeerden weg voeren. Nu ben ik benieuwd of burger v. Holk mij akte zal geven, dat hij zich schromelijk vergist heeft, hetgeen hij verplicht is te doen nu zijn rektifikatie onjuist blijkt te zijn. Een tweede punt is dit: burger v. Holk vindt het heel natuurlijk dat de katholieken iemand geen reklame laten maken tegen hun macht, tegen hun geloof, tegen hun kerk, tegen hun Paus. Dus ze hadden volkomen gelijk dat ze Ferrer zoo maar mir nichts dir nichts lieten fusileeren. En waarom? Wel om de dood eenvoudige reden, dat ‘als morgen de anarchisten het bestuursrad in handen hebben, ze dan de katholieken zouden brengen op de folterwerktuigen.’ Vooreerst is dit een mooie redeneering van christelijk standpunt. Immers zelfs al ware dit waar, sinds wanneer leert de christen dat hij kwaad met kwaad moet vergelden? Maar dan hoe weet ‘burger’ v. Holk dit? Als de anarchisten zoo handelden, dan zouden zij verkeerd doen. Het anarchisme, dat elkeen de vrijheid wil laten, zal niet beginnen met anderen de vrijheid te ontnemen, nog minder om hen met geweld, door middel van folterwerktuigen tot andere inzichten te brengen. Geen enkel bewijs kan ‘burger’ van Holk voor dit beweren aanhalen. ‘Ferrer was intelligent, maar een stommerik dat hij niet wist - evenals gij dat wel eens vergeten hebt - hoe vèr hij precies kon gaan.’ Dat kan van Jezus en van elken voorganger gezegd worden, die niet bovenal zijn eigen veiligheid zoekt, maar die desnoods bereid was zijn leven te geven voor anderen. En als ‘burger’ van Holk het een heel gewoon geval vindt, niet de moeite waard daarover zooveel ophef te maken, dan neemt hij zelf geen heel verheven standpunt in. Dus het ter dood brengen van een mensch is niet de moeite waard om er zooveel ophef over te maken! Wel hoog schat hij dus de waarde van 'n menschenleven! Nu ik toch eens aan den gang ben, wil ik ook even een antwoord geven aan den heer S.v.G. naar aanleiding van hetgeen hij in het nummer van 23 Febr. van dit tijdschrift schrijft aan mijn adres. De heer S.v.G. sprak niet zijn eigen meening uit over het al of niet schuldig, maar praatte na wat andere personen zeiden, die hem geloofwaardig voorkomen. Mijn autoriteiten scheept hij af, door ze onbekende grootheden te noemen, wier oordeel mij dus koud laat. Als ik nu hetzelfde zeg van zijn ongenoemde grootheden, dan zijn wij heel gauw uitgepraat. Maar ik heb geen autoriteiten aangehaald en ik heb hun opgegeven argumenten voor mij, wier juistheid of onjuistheid dus door mij getoetst kan worden. Dat is toch heel anders dan een zweren bij anderen! Dat zijn verdediger zijn vrijspraak poogde te verwerven, dat bewijst den heer v.G. alleen dat deze officier zijn taak van verdediger zeer nauwgezet opvatte. Maar daar liep het niet over. Deze officier werd geheel bekeerd door de nadere kennismaking met de zaak en dat is het treffende. Ieder zal mij toestemmen dat dit geheel iets anders is dan dat een verdediger tracht een klient vrij te krijgen. Het is onjuist dat de heer v.G. het voorstelt alsof men de kath. kerk als boeman gebruikte, alsof men het diepgewortelde antiklerikalisme exploiteerde om stemming te maken voor Ferrer. Het omgekeerde is waar. Omdat Ferrer vrijdenker en vrijmetselaar was, daarom was het de kerk die stemming maakte tegen hem. Hij was de gehate man voor de kerk en daarom moest hij ten onder worden gebracht. Vraagt de heer v.G. of men er ook in geslaagd zou zijn zoo'n beroering te verwekken, als hetzelfde geschied was in Rusland, dan antwoorden wij: zeker. Ja wij gaan verder en maken hem bekend dat men dit eveneens gedaan heeft de heele wereld door. Heeft hij nooit gehoord van de protestbeweging tegen de Russische gruwelen? Wij vragen niet naar het land waar gruwelen plaats hebben, niet of katholieken dan wel protestanten zich daaraan schuldig maken, o neen, wij treden overal op, | |
[pagina 553]
| |
waar wij meenen dat het recht vertrapt wordt en de tirannie hoogtij houdt. En vraagt de heer v. G. tenslotte wie de schuldige is, de wetende leider, die haat en ontevredenheid zaait, of het arme volk, dat zich aldus opgezweept, gaat verzetten en tot wreedheden komt, dan vragen wij hem waar de grenzen zijn? Als men deze methode volgt, vernietig dan alle boeken van de vooruitstrevende menschen, want die zaaien haat en ontevredenheid, ja vervloek de uitvinding der boekdrukkunst, verdoem allen vooruitgang. Neen, men had hier het bewijs moeten leveren, dat Ferrer de hand had in het oproer, een bepaald feit, en kon men dat niet, dan had men het recht niet hem te vervolgen en staat men dus voor een daad van de schromelijkste willekeur.Ga naar voetnoot*) Op deze wijze moet men de kruisiging van Jezus goedkeuren, want ook hij zaaide twist en verdeeldheid. Of zei hij niet dat de zoon zou opstaan tegen den vader en de dochter tegen de moeder, dat hij niet gekomen was om vrede te brengen maar het zwaard? Dus volgens diezelfde redeneering hadden de Joden geheel gelijk om Jezus aan het kruis te slaan. Tot die konklusie moet de heer v. G. konsekwent komen. Die haatsaaiende anarchisten en de volgelingen van Jezus'liefdeleer schenken wij hem, want de weg van het christendom is een weg des bloeds bij uitnemendheid in vergelijking van welken die der anarchisten niets beteekent. F. DOMELA NIEUWENHUIS. 25 Febr. 1910. | |
II. Aan den man met het masker.‘Net zooals ge zegt, S.v.G.’ dat het verschrikkelijk vervelend is, als je zoo knusjes zit te schrijven voor de Lelie en iemand ziet dan onverwacht over je schouder, de bedoelingen. Uwe ‘kwaedheid’ kan ik me dan ook echt verklaren. Dies kunt U zich voorstellen hoe heerlijk ik me daarover verkneuker. Scheldt maar raak. Onderwijl wil ik U opmerken, dat het in Uw stukken herhaaldelijk voorkomt, dat U zich-zelf tegenspreekt. Als voorbeeld noem ik U nu weder: ‘dat (als) hetzelfde geschied was in Rusland zou men dàn zoo'n beroering verwekt hebben?’ Dat ik vergelijkte de fusileering door de Spanjaarden met eene door de Engelschen wàs dergelijk geval. Bij de laatste, was er heel geen beroering. Dus roeide ik daar met U in één schuitje. En nu zegt U ‘die vergelijking’ (juist zooals U haar begeerde) ‘gaat niet op’. Dus weerspreekt U zich zelf. Ik vind het ook niet getuigen van debat-geschiktheid persoonlijk te worden. En iemand aanvallen onder initialen S.v.G. of X.Y.Z. vind ik getuigen van valsche bedoelingen. Dies heeft ook Uwe handschoenopneming beslist geen waarde. Integendeel bevestigt ze (op deze wijze) mijne bewering over dat blad. Of ik door een anticlericalen bril zie? (Uw eigenlijke-persoonlijke-verdachtmaking). Veroorloof mij een wedervraag: Is U zonneblind? Ik schreef een (instemmend) vers aan de katholieke Regina; een (hartelijke) speech aan Pater de Sonnaville; ik verdedigde de katholieke (houding) tegen den heer Domela N. - En dat alles terwijl ik Nederd. Hervormd ben. Hetgeen duidt op een open oog, zonder aanzien des geloofs te handelen, zonder clericalen bril. Schaam U voor verdachtmaking en misbruik maken van de afdeeling ‘gedachtenwisseling’, onder initialen. Ziet gij zèlfs soms door dien bril? Ge doet, alsof ge katholiek zijt, maar onderwijl erkent ge Rome niet en strijdt bij de stembus naast de liberalen. Als ik weer over (of aan) U schrijf zal ik spreken van ‘de man met het masker’, in zijn schild voerende een verrekijker gericht op Jezus' liefdeleer. Dàt er anti-clericalen zijn, maakt niet de leer der kerk, maar de verscholen vrucht die te ver van den boom is gevallen. H. VAN HOLK. | |
III. Iets over Babies.Hoe ik er toe kom Uw aandacht te vragen voor dit onderwerp? Wel, ik zal met de deur in huis vallen: ‘de brief van Norma bracht mij er toe’. Ik ben 't dan ook in menig opzicht niet met haar eens. Voornamelijk waar zij zich zoo warm maakt over het laten schreeuwen van babies, en ik ook tot de ‘zondige’ moeders behoor, die zich aan die barbaarschheid schuldig maken, wil ik gaarne mijne meening zeggen. Ik heb drie kinderen, waarvan de jongste nog in de baby-jaren is en durf ik dus wel over de kwestie mee te praten, ik breng ze zelf groot, zonder juffrouw of kindermeid en ik ben een tegenstandster van bewaarscholen. Het werkwoord ‘verwennen’ jaagt ook mij schrik aan, (wat dat betreft ben ik erg modern), voornamelijk voor de stumperds, die de dupe worden van de verwen-manie. Vraag in de eerste plaats: ‘wat is goed voor het kind?’ mij dunkt, daarin toont men dan toch stellig het lief te hebben, nietwaar? Daarom zeg ik: ‘Laat een kind, wanneer 't goed doorvoed en gezond is, zooveel mogelijk in de wieg, neem 't er uit om 't te voeden, te verdroogen, maar neem 't overigens niet veel in handen; er zijn andere oogenblikken genoeg waarop men van 't “lieve” genieten kan. Denk b.v. eens aan 't uurtje 's morgens als baby gebaad en gekleed wordt, geniet dan vrijuit van zijn gespartel en gekraai; hij zal er geen | |
[pagina 554]
| |
schade van ondervinden! Wel echter bederft 't kind totaal wanneer hij uit de wieg gehaald wordt “om altijd en overal beslag te leggen op zijn moeder”. Dat systeem is onverstandig en heelemaal geen bewys van buitengewone moederliefde; bovendien zal baby 't spoedig weten, en er handig gebruik van maken. En Norma's schoonzusje Nel, ofschoon een beetje barbaarsch voorgesteld, is een verstandige moeder, en de hemel beware je voor logées, die den heelen dag je kind in handen nemen, omdat 't zoo “snoezig” is. 't Kost je minstens een paar slapelooze nachten, als ze weg zijn! Ik heb altijd “zoete” kinderen gehad, tot stille jaloezie van vriendinnen, die minstens even gezonde, maar lastige kinderen hadden. Altijd was 't: “hoe kan je toch 's avonds uit?” of: “hoe heb jij nu tijd om te lezen?” want mijn oudste was nauwelijks twee, toen 't zusje kwam. Wat ik antwoordde? “Omdat de dag voor de kinderen en de avond voor mij is, en omdat alles precies volgens regel en tijd gebeurd”. Een goed doorvoed, gezond kind, slaapt 's avonds en wordt bij uitzondering wakker. Wanneer een man moe thuis komt en rustig wil genieten van zijn avond, is 't dunkt mij plicht als vrouw te zorgen, dat die rust er is; en wat te zeggen van een huisvrouw, die den heelen avond voor “baby” op en neer moet draven en geen uur voor haar man heeft?, want dat komt ervan, onvermijdelijk als 't kind “verwend” wordt. En mag je als “moeder” dan nooit rust nemen? dan loopt 't met de flinkste gezondheid op den duur spaak; “de boog kan niet altijd gespannen blijven” geldt ook voor huisvrouwen. Heeft “Norma” wel eens gedacht, wat er van zoo'n verwend kindje wordt, als de moeder ziek wordt? Verleden zomer trof mij dat lot, ons meisje was toen juist drie jaar. Met den besten wil, kon ze niet bij ons blijven. Toen boden kinderlooze kennissen hun zorg aan, en 't kind was er zes weken. Hoe ongelukkig zou ons meisje zich niet gevoeld hebben als zij “verwend” was geweest, als ik de, houd mij ten goede, dwaze gewoonte had gehad 's avonds boven te blijven tot het sliep. Nu ging de kleine meid van den eersten avond af op een vreemde kamer, in 't donker slapen als een “roosje” hoor! en was ze er dadelijk thuis’. Maar om niet voor al te wreed door te gaan in ‘Norma's oogen, besluit ik met te zeggen, dat ik altijd mijn kroost zelf naar bed breng, dat het heel vaak bij mij op schoot zitten, maar dat de kinderen weten, van heel jong al, dat, als ze eenmaal in bed liggen, warm toegedekt, met de noodige extra-nachtkusjes, ze muisstil moeten zijn, omdat ‘moeders rustuurtje’ begint. En ik ben egoïst genoeg, om er een aangenaam en nuttig gebruik van te maken. Ik zeg maar: ‘Alles op zijn tijd!’ BERNARDA. | |
IV. Naar aanleiding van Huisvrouw- en Moederbrieven door ‘NORMA’Holl. Lelie 16 Febr. 1910. Laat ik eerst zeggen, dat ik hoegenaamd niet houd van het propaganda-maken van je eigen denkbeelden, van het willen- opdringen aan het publiek je eigen denken en doen! Daarom ook heb ik nog even geaarzeld, vóór ik besloot, hierop in te gaan, maar, daar het geschrevene mij deze keer prikkelde tot antwoorden, ga ik er nu tòch toe over. - Wat ‘Norma’ beoogt in deze brieven is n.l.: ‘de lof te zingen van de moeders, die haar kinderen verwennen en vertroetelen, omdat haar hart haar dit voorschrijft, en verder de andere opvatting van niet-verwennende moeders, in alle opzichten met vernietigende argumenten af te breken. Dit nu ergert mij zoo! Immers - er is geen regel bij het opvoeden van kinderen; iedereen doet dit weer anders, al naar den aard en het karakter van het kind, niemand kan dus spreken van zijn opvoeding, die ‘de beste’ is. Maar ik voel al heel weinig voor overdrijving! En er zijn twee uitersten, waarin moeders al heel gauw vervallen, en die zijn: 1e om den kinderen een geheel vrije, bandelooze opvoeding te geven, 2e om ze met hardheid en strenge dressuur groot te brengen. Ik ben een voorstandster van geen van beide! Waarom kan men den middenweg niet bewandelen? Een kind heeft nu eenmaal ‘leiding’ noodig, hij moet van anderen leeren, wat goed is, en wat kwaad, hij moet ook vroeg leeren zich in de minder prettige dingen van het leven te schikken, wil hij niet later een naar, ontevreden, en egoïst mensch worden. - ‘Norma’ schrijft: ‘het deed me goed, toen ik van deze zomer zag, hoe je je jongen zoo echt met 't hart opvoedt! Als hij schreeuwt, neem je hem. Niet, zooals zooveel andere jeugdige mama's, die ik ken - laten schreeuwen maar - hij is pas verschoond, pas gevoed, voor twee uur weer klaar - schreeuw maar door hoor! jou mankeert niets op 't oogenblik, ga je gang!’ En 't arme, vastgebonden kind mag zich weer een paar uur gruwelijk vervelen, enz. Daar gelaten, of een liefhebbende moeder dit ‘zeggen’ zal, wat ik zéér betwijfel, begrijp ik nog niet, wat 't heilzame is, van het kind dadelijk te nemen, wanneer het huilt! Natuurlijk zal geen enkele warm-voor-haar-kindje voelende moeder, haar kleintje laten liggen, wanneer het werkelijk schreit van pijn, van ziekte, koorts of echt verdriet. Maar het je te stellen als een vasten regel, om het kind dadelijk op te nemen, zoodra het huilt, om wat ook, dat heeft toch weinig van opvoeden, dunkt me! ‘Norma’ noemt 't egoïsme, het kind te laten liggen. - ‘Ik’ noem het egoïsme, het op te nemen! Immers, 't geeft ‘Norma’ een gevoel van voldoening, zoodra ze 't kind bij zich heeft. Dus ze denkt niet zoo zeer aan 't kind, aan het tevormen-karakter van 't kind, zoo klein als 't nog is -, maar - aan zichzèlf, aan 't bevredigend gevoel, dat zij zèlf heeft, wanneer 't kind in haar armen ligt, en dan ‘natuurlijk’ met huilen eindigt! - Wanneer een kindje nog maar héél klein is, slaapt het bijna den heelen dag, en ‘verveelt’ zich niet ‘gruwelijk’! | |
[pagina 555]
| |
't Neemt de moederborst, of zijn fleschje, indien de moeder niet zoo gelukkig is het zèlf te kunnen voeden, en gaat met zijn buikje vol, zoet slapen. Dus - van ‘verveling’ huilt het niet - - En is 't kindje grooter, dan slaapt het op geregelde tijden, en wordt tevreden wakker, dus - huilt 't ook niet uit ‘verveling’ - - Daar er dan nog tegenwoordig de heerlijke baby-boxen zijn, waarin 't kind zich den heelen dag vrij-uit kan bewegen, kan kruipen en spelen naar hartelust, zonder zich te bezeeren, begrijp ik niet, waarom 't liever tegen de moederborst zou willen liggen’, of ‘in de handen zou willen zijn.’ 't Voelt zich héél wat vrijer in zoo'n box, dan vastgehouden door moeders handen! - Wij hebben een prachtige box, die we zèlf lieten maken, prettig groot, de wanden van geknoopt koord, een matras erin van zeegras, en rondom op de helft van de kanten kussentjes van kapok, met bandjes aan 't koord bevestigd, en onze jongen vindt 't er heerlijk in, en kijkt altijd even zoet en tevreden als we hem er inzetten. Ons kind is niet verwend, komt weinig in de handen, is nooit lastig, altijd tevreden, (er is geen kind, volgens onze kennissen, dat zooveel en zoo tegen iedereen lacht, en zoo absoluut niet eenkennig is!) Wij bemoeien ons nooit druk met hem, maar houden hem integendeel zoo rustig mogelijk, opdat hij niet later een druk, zenuwachtig-overprikkeld, en egoïst, vroeg-rijp menschje zal worden. En tòch - genieten we iederen dag weer evenzéér van zijn lieve, vriendelijke maniertjes, zijn levendigheid, zijn nooit-dwingen, en zijn gezond spelen op z'n eentje, zonder altijd anderen daarbij te willen hebben, die hem bezig houden! Ik vind niet, dat over het algemeen het resultaat van verwende kinderen ‘schitterend’ is! Vervelend gedwing, alles-mogen-doen, wat anderen kinderen juist geleerd wordt te laten, ongenietbaar voor vreemden en een schrik voor ouders van kinderen, die een andere opvatting zijn toegedaan! Ik ken kinderen, die vrij zijn opgevoed, die nooit een handje geven, geen verlegenheid kennen (op brutaal-zijn af), alles breken en stuk maken wat maar op speelgoed lijkt, alles durven zeggen, omdat het altijd ‘juist zoo aardig’ gevonden wordt, nooit eens rustig, lief en recht zitten te spelen - en ik ken er die ‘geleid’ zijn, die allerliefst ‘dag tante’ zeggen, en een handje geven, en vriendelijk en beleefd antwoorden, al zijn ze ook nòg zoo klein, kindertjes, die vriendelijk bedanken, als zij wat krijgen, en rustig en bedaard spelen en naar je luisteren, en die kinderen hebben toch ook een heele prettige jeugd, en genieten meer van het hun-toegestane pretje als uitzondering, dan die andere stumpers, die het niet helpen kunnen, dat ze al vroeg hebben geleerd te dwingen, en al vroeg ‘blasé’ zijn, omdat alles ze altijd werd toegestaan! Waarom vindt ‘Norma’ het zoo goed en heilzaam, om haar kind in slaap te zingen, 's avonds? Slaapt de kleine er beter door, dan wanneer dadelijk het licht uitgaat, en hij er dus aan went, om onmiddellijk zijn oogjes te sluiten, wanneer het stil en donker wordt om hem heen? Ons kindje wordt nooit in slaap gezongen, en huilt nooit meer wanneer 't licht uitgaat, omdat hij het ‘gewend’ is nu! Gaat ‘Norma’ ook nooit eens uit 's avonds? Wil haar man haar ook nooit eens een heelen avond voor zich-alleen, 't zij om eens naar een concert of comedie te gaan, of naar iets anders? Er zijn toch gevallen, dat men zijn kindje wel eens alleen moet laten, onder de hoede van een vertrouwde dienstbode of juffrouw, al kan men die gevallen beperken tot een minimum! En wat dàn?! Moet dán het verwende kindje den heelen avond maar huilen, omdat hij niet voorgezongen is, of omdat de dienstbode dit niet kan, zooals moeder het doet?! Ik doe alles zèlf met mijn kleinen jongen, maar de enkele keeren, dat ik het moet overlaten, is mijn ventje net even gemakkelijk en zoet als bij mij! En denk nu niet, dat het een ‘suffertje’ is! 't Is een bengel van een jongen, die steeds vol grapjes zit, en alle humor begrijpt! Maar - hij is niet verwend en wordt nooit toegegeven! Dan vind ik het verhaal van ‘Norma’ geheel overdreven, en wat men noemt ‘gechargeerd’, waarin zij een moeder laat zeggen, op een vraag van haar kindje, tot haar gericht: ‘Merci, wel te rusten!’ Alsof een moeder tegen haar kleintje ooit zóó zou spreken! En dat is nu, mijns inziens, juist zoo'n gevaar, dat overdrijven, chargeeren, en de dingen hierdoor onjuist voorstellen! Waarom houden al die moeders dan haar opvoedingssysteemen maar niet voor zich, inplaats van ze ‘verkeerd voorgesteld’ aan ‘Jan en alleman’ te verkondigen, en hierdoor andere jonge moeders een averechtsche voorstelling te doen krijgen. Ik wil graag aannemen, dat bij het bedje van haar slapend kind verheven gevoelens zich van ‘Norma’ meester maken, maar - zou het niet veel beter, en vooral verstandiger zijn, de rust van het kindje niet te storen en de kamer te verlaten? Of - zijn die gevoelens er alleen bij dat bedje, en niet heel den dag, bij alles wat 't kindje zegt en doet, wanneer hij speelt, of stilletjes aandachtig zit te kijken naar alles om hem heen, met zijn lieve, zachte gezichtje en vragende kinderoogen, die moeders hart zoo vervullen kunnen van liefde en geluk, om 't bezit van zoo'n kostbaar kleinood! Zeker, het is dikwijls heel moeilijk, zoo'n klein schatje niet telkens te pakken, en te liefkoozen, wanneer men er toch zoo'n grooten lust in heeft, maar - 't kindje vindt 't volstrekt niet altijd zoo prettig, als hij verdiept in 't spel is! - En 't is heerlijk, steeds je kindje op schoot te hebben, 't te voelen, dicht tegen je aan, en 't te kussen en te verwennen, maar - 't kindje wordt er lastig en dwingerig door, wil steeds op schoot worden genomen, verliest zijn tevreden humeurtje en wordt baloorig! - Juist goed - zegt ‘Norma’. - Glad verkeerd - zeg ‘ik’. En 't is egoïsme, om aan z'n lusten bot te vieren, ten koste van zoo'n klein karakter, dat zich nog heelemaal ontvouwen moet, en dat zich voor een groot deel vormt, naar de leiding, die het krijgt! | |
[pagina 556]
| |
Een vergeeflijke zwakheid noem ik het, die soms zelfs groote en treurige gevolgen kan hebben, eene zwakheid, waar ik zéér zeker, geen propaganda voor zou willen maken! Voor een fröbelschool voel ik zelf heel weinig. Tòch kan 't voor sommige kinderen heel heilzaam werken, kinderen, die zich zelf niet weten bezig te houden, en van wie de moeder niet genoeg tijd beschikbaar heeft, om ze zêlf te leeren fröbelen. Ik weet enkele heel goede resultaten, al zou ik er zèlf niet licht toe overgaan, vooral niet, waar mijn kleine vent zich nog zoo heerlijk rustig met ‘niets’ bezighoudt! Leeren en schoolgaan kunnen ze nog vroeg genoeg, en 't heeljonge kindje behoort zooveel mogelijk bij de moeder! Maar wacht u ‘Norma’, voor overdrijving, ook waar het fröbelscholen betreft en haal een volgende maal niet opnieuw voorbeelden aan, die zoo voelbaar opgesmukt zijn! - En dan nog even over ‘Norma's woorden: ‘Laat hij 't je zoo lastig mogelijk maken, als hij niet goed is - (een gezond kind is niet lastig, als 't tenminste niet gruwelijk bedorven is)!; Als - en denkt ‘Norma’, meent zij nu heusch, dat, met 't kind-toegeven, het koesteren als 't huilt, (zoo dikwijls om niets, en louter alleen om z'n zinnetje te krijgen) het in-slaap-zingen, het inéén-woord-te-noemen, ze 't niet bederft? Wat is dan verwennen anders, dan dàt? Of verstaat ‘Norma’ er iets anders onder? Ik voor mij, vind niet, dat je dit conscientieus genoeg kunt opvatten! En stellig is de opvoeding van een kind het moeilijkste, wat er bestaat, en voelt men ieder keer weer opnieuw, dat men er telkens en telkens weer in te kort schiet! Het is niet enkel een ‘met 't hart regeeren’, men moet ook wel degelijk regeeren en opvoeden met 't verstand! Want met 't enkele zeggen: ‘och, hij is nog zoo klein, en 't zal hem nog geen kwaad doen, men moet een kind ook plezier gunnen’, wordt al menig steentje gelegd voor een ontevreden mensch later, voor een veeleischend en egoïst karakter! - En dan tot slot nog even de mededeeling, dat onze jongen al eens heeft getoond, dat hij te verwennen wàs, (wat ‘Norma’ anders misschien voor niet mogelijk zou houden, naar mijn toch heusch absoluut-ware verhalen daarover!) dat hij een tijdje, door ongesteldheid van mij, in andere handen zijnde, bepaald veranderd was, ongezeggelijk, dwingerig, knorrig, wat er gelukkig na een paar dagen weer af ging. - En verder, dat hij, wanneer hij in z'n wagentje uit gaat, wordt ‘vastgebonden’ daarin, omdat zijn ruggetje dan meer rust heeft, dat hij den eersten keer hard huilde, (vreeselijk, hé, ‘Norma’?) en daarna nooit meer, en dat hij 't nu ‘heerlijk’ vindt, wanneer ik hem in 't wagentje breng! Alweer - hij is er nu aan gewend, en mee verzoend geraakt! Dwang, nietwaar, ‘Norma’, hatelijken dwang, uitgeoefend op één klein, onschuldig kind, dat zich nog niet verweren kan! En tòch - met volgens ons, goede resultaten! Ik voel dan ook slechts voor verstandig-opgevoede, zorgvuldig-geleide kinderen, die door hun lief, zacht humeurtje, en hun tevredenkijkende, stralende oogjes ons hart innemen, niet voor die kleine ‘wilden’, die we vol schrik gadeslaan, uit vrees voor vernieling van ons goed, en 't bederven van andere jonge kinderen, door hun reeds vroegtijdige geblaseerdheid! Naar ik mij meen te herinneren, waren indertijd zulke kinderen ook niet naar 't hart der Lelieredactrice, al weet ik natuurlijk niet, welke opvatting van ons beiden zij nù is toegedaan. - En tot slot ‘Norma’, nog de wensch, dat al Uw kinderen mogen opgroeien tot gelukkige, tevreden menschen, geen vroeg-rijpe, eigenzinnige karakters, die moeder niet meer om raad vragen, en nooit dat heel-zachte en lieve krijgen, dat die kinderen deelachtig wordt, die al vroeg geleerd hebben, hun wil niet door te drijven, niet te dwingen, of te huilen bij 't minste, wat hun niet bevalt, maar die begrijpen, dat, wat hun verboden wordt, al vinden ze dit ook nòg zoo naar - voor hun bestwil is, dat de bedoeling van het verbieden en niet-toegeven der ouders is: er flinke, krachtige menschen in de maatschappij, en lieve, zachte, tevreden karakters van te maken, die op hun beurt, hun kinderen later weer zullen vormen tot iets waarachtiggoeds, waar de wereld nog steeds behoefte aan heeft! En, zooals ik eens een dokter hoorde zeggen, om hiertoe te komen, moet men al heel jong beginnen. ‘De opvoeding begint al in de wieg!’ Mijn doel was niet, ‘Norma’ zèlf aan te tasten in haar ideeën over opvoeding, maar wèl, om òp te komen tegen iets, wat mij prikkelde, en wat ik aanvoelde, als onwaar en onjuist. E. FROWEIN - GRATAMA. |
|