zich ooit beklaagde; ze sprak integendeel altijd aardig en vergoelijkend over haar meesteres. ‘Frau Baronin’ had dikwijls last van het hart, en kon daarom wel eens heftig en opvliegend zijn, maar dat meende de ‘gnadige Frau’ zoo kwaad niet. Gretel had 't heusch heel goed en ‘Herr Kammerherr’ was een engel van een man.
Half Juli, met den aan vang, der vacanties, stroomden de logé's bijna dagelijks toe in de ‘Holsteinische Schweiz’. In de hoog opgeladen kruiwagens werd de bagage tot vóór 't hotel gereden; huisknecht en staljongen zwoegden met moeite de zware koffers de trappen op.
Vergenoegd wreef de directeur in zijn handen en begroette de gasten met allerbeminnelijkste hoffelijkheid. Families uit zes, zeven personen bestaande, die weken lang bleven, dat was nog eens de moeite waard en bracht aardig wat geld in de kas. 't Liet Herr Director volkomen koud tot welke natie zijn logé's behoorden, welk geloof zij beleden. Duitschers, Noren, Hollanders.... Christenen of Joden, uit ieder land, van elk soort hoe meer hoe liever, mits ze goed verteerden en prompt betaalden. De familie uit Liverpool (negen personen groot) (zeven ‘Herrschaften’ en twee dienstboden) die een groot gedeelte van de 2de étage betrokken en de kamers voor twee maanden besproken had, hij kon haar niet genoeg in eere houden. Wat een portie marken zou dat gezin niet achterlaten in de ‘Holsteinische Schweiz’. De directeur ontveinsde zich echter niet, dat aan de lusten ook lasten waren verbonden. Zulk een groote bende moest wel ergernis en aanstoot geven; dat de kinderen zeer druk en ongezeggelijk waren, dàt had hij den eersten dag al gezien. 't Zou klachten regenen van de andere logé's op die étage. Er werd bepaald tactvol optreden vereischt in deze omstandigheden.
Nu, dat was hem wel toevertrouwd. In zijn twaalf-jarige loopbaan als hoteldirecteur had hij geleerd hoe met het publiek om te gaan.
Den volgenden morgen kon hij al dadelijk zijn bedrevenheid hierin toonen.
Een jong Hollandsch Mevrouwtje, dat met een ziekelijk zoontje naast de Engelsche familie logeerde, kwam den directeur vriendelijk verzoeken een eind te maken aan 't luidruchtig optreden vooral van de kinderen en de twee dienstmeisjes, die 's avonds laat vlak vóór haar kamer zoo hard hadden gepraat en gelachen, dat haar arme jongen twee keer was wakker geschrikt.
De directeur was één en al bereidwilligheid, betuigde zijn meegevoel, beloofde dadelijk werk van de zaak te maken. Mevrouw begreep wel, voor hem was 't ook een moeilijk geval. Wanneer alle menschen beschaafd en wel opgevoed waren als Mevrouw (met een hoffelijke buiging) dan had een hôtelhouder een gemakkelijk leven. Doch de ‘gnädige Frau’ wist zeker zelve ook wel hoe bitter weinig ‘égards’ de meeste reizende menschen voor elkander hebben. Deze groote familie met jonge meisjes, bedorven kinderen en twee drukke dienstboden bovendien;.... met den besten wil kon hij niet beloven, dat 't in haar buurt rustig en kalm zou zijn of worden. Er kwam vandaag net een mooie kamer open in het ‘Schweizerhof,’ waar 't lang zoo druk niet was als in 't Hoofdgebouw. Wilde de gnädige Frau even medegaan en eens zien? Wanneer de kamer Mevrouw beviel kon ze haar morgen ochtend dadelijk betrekken. -
Mevrouw von Hohenheim had zich juist willen beklagen over een bizonder luidruchtigen buurman, (die hen met zijn snurken nacht aan nacht hinderde) toen zij merkte, dat deze vertrokken was, en de kamer voor nieuwe logé's werd ingericht. 't Kamermeisje lichtte de barones in, dat zij een Hollandsche dame met een zoontje tot buren zou krijgen, en voegde er bij:
‘Van die beiden zal die gnädige Frau geen last hebben.’ Zoo was 't ook.
Voor 't eerst merkten de familie von Hohenheim 's avond noch 's morgens, dat ze buren had aan die zijde. Geen enkel geluid drong meer tusschen de verbindingsdeur door.
‘Daar moeten beschaafde menschen zijn gekomen,’ zei de barones tot haar man, ‘men hoort ze niet; ik hoop, dat ze lang zullen blijven.’
Een paar dagen later maakte mevrouw von Hohenheim kennis met haar kleinen buurman, die beleefd plaats voor haar maakte, en zijn petje afnam, toen de barones passeerde.
Frau Baronin, die anders niet van kinderen hield, voelde zich aangetrokken tot dit aardige ventje, met zijn mooie blauwe oogen en ridderlijke maniertjes. Terwijl zij een praatje met hem maakte, kwam de moeder uit haar kamer, en de dames groetten elkander. Mevrouw van Rheden, eenvoudig en ladylike, had 't zelfde lieve gezicht als haar jongen, en aan de bevallige, gemakkelijke wijze, waarop zij zich bewoog, kon men wel zien van wie 't kind zijn goede manieren had.
(Wordt vervolgd.)