De Hollandsche Lelie. Jaargang 23
(1909-1910)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNaar aanleiding van Toen en Nu.
| |
[pagina 519]
| |
rang van hofdame in het Paleis ingekwartierd. In de keuze dezer maîtresse, zoowel als in de omstandigheden waaronder hij haar leerde kennen, maakte Lodewijk XV reeds een bedenkelijke benedenwaartsche beweging naar dat slijk heen waarin hij eindelijk zou verstikken. Madame de Mailly immers was door den hofkring zelf met zekere zorg voor hem uitgezocht, en behoorde althans door hare geboorte en opvoeding tot zijns gelijken. Hare zusters ook, evenzeer tot den Hofkring behoorend, kwamen door die levenswijze in dagelijksche ongezochte aanraking met den vorst; en ze werden dientengevolge door de omstandigheden zelven als tegen wil en dank in verzoekingen gebracht, waarvoor eenerzijds zijzelven, anderzijds de Koning, maar al te spoedig bezweken. Maar hoe anders, hoe plat-berekend, gaat niet alles toe bij madame d' Etiolles, of zooals zij in de geschiedenis heet madame de Pompadour! Bij haar was van zulke toevallige verleiding door de omstandigheden geen sprake. Integendeel, ze behoorde tot de Parijsche middelklasse die niets met het Hof had te maken. En ze moest den Koning benaderen, door haar neef, een eenvoudigen kamerdienaar, over te halen haar gelijk een straatdeerne ‘op zicht’ in het Paleis binnen te smokkelen. De koopwaar beviel; werd dus gehouden; en toen ‘geadeld’, om ze aan het Hof te kunnen vertoonen. Zóó is deze ‘liefde’ begonnen. En zóó is het de toeleg van dit vrouwspersoon geweest van hare vroegste jeugd reeds af. Ze had zich reeds in die dagen harer kindsheid geen verhevener levensdoel gedroomd dan eenmaal bijzit des Konings te worden.! Dat was háár meisjes-eerzucht! En, tot hare verontschuldiging moet men er bij voegen, het was hare eigen moeder die haar zulke gedachten inplantte, en haar gedurig vóórhield hoe zóóveel schoonheid als de hare alleen waard was door een Koning genoten te worden! Dit oude zedelooze wijf, van de meest obscure afkomst, was zelve niet madame Poisson geworden alvorens een uiterst liederlijk leven te hebben geleid; zoodat het dan ook vrij vaststaat dat hare dochter wel den wettigen naam droeg van Poisson, maar in werkelijkheid den markies d' Etiolles tot rechtmatigen vader had; een oom van haren lateren echtgenoot, die dan ook haar huwelijk met zijn neef in orde bracht door haàr een grooten bruidsschat mede te geven. Hoe dit geweest zij, ná hare verheffing tot markiezin maakte zij van haren invloed gebruik om haren vader voor de wet, meneer Poisson, met allerlei eer- en gunstbewijzen te doen overladen, zoodat hij zelfs landgoederen en een adelijken titel van Lodewijk XV ten geschenke kreeg. Maar het blijft zeer de vraag in hoe verre hier dochterlijke liefde, dan wel egoisme en vrees voor vader Poisson in het spel zijn geweest. Immers deze, (op wien wegens knoeierijen met leverantiën zelfs nog een verjaard vonnis drukte van opgehangen moeten worden,) was alles behalve een eervolle herinnering uit haar verleden voor de tegenwoordige markiezin de Pompadour; en de beste en slimste wijze van hem onschadelijk te maken was daarom zonder twijfel, hem in haar grootheid te doen deelen en daarmede zijn vroeger bestaan te doen vergeten. Intusschen kon de Koning niet ten volle, openlijk althans, bezit nemen van zijn nieuwe maitresse vóór haar huwelijk met den markies d'Etiolles was ontbonden. In die dagen, als de almachtige Koning zoo iets wilde vooral, was dat gemakkelijk genoeg. d'Etiolles zelf was wel is waar volstrekt niet genegen zich zijn vrouw, van wie hij toen nog werkelijk véél hield, zoo maar te laten afnemen; maar zij zelve weigerde eenvoudig tot hem terug te keeren uit het Paleis te Versailles waarin ze, tijdens zijn afwezigheid, haar intrek had genomen. En het duurde daarna niet heel lang of de verlaten echtgenoot troostte zich, en schikte zich in het onvermijdelijke. Zijnerzijds zocht hij afleiding in een bandenloos leven; dat eindigde in een tweede huwelijk met een actrice, die reeds jaren lang feitelijk de rol van echtgenoote in zijn huis placht te vervullen. Een ander bezwaar deed zich vervolgens nog voor, waar het gold de Koningin te dwingen zich deze nieuwe maîtresse als hofdame te laten welgevallen. Tot hiertoe immers waren het de ‘Dames du Palais’ zelven geweest die, onder hare oogen, konkelden om 's Konings gunst, en wien zij, juist dóór dien hoogen rang, dat konkelen niet kon beletten door haar uit haar tegenwoordigheid te bannen. Thans echter durfde de Koning haar een vreemde onbekende vrouw, eene die door haar geboorte volstrekt geen aanspraak kon maken op een voorstelling aan het Hof, brutaalweg opdringen, als hofdame in naam, als erkende bijzit metterdaad. Het was een harde pil voor Maria Lexzinska, en heel Parijs hield er zich, in die dagen vóóraf, mee bezig hòe zij zich wel zou gedragen bij het slikken straks ervan. | |
[pagina 520]
| |
Maar de Koningin, geleid door haar streng godsdienstige opvatting van haar plicht, bestaande in onbeperkte gehoorzaamheid aan den Koning, misschien haar zelve onbewust óók wel beïnvloed door een natuurlijke indolentie van karakter, die haar dreef liever de oogen te sluiten dan zich te verzetten, de Koningin ontving madame de Pompadour bij die officieele voorstelling met meer vriendelijkheid dan deze ooit had durven hopen. Ja zij ging zelfs zoo ver dat zij den Dauphin (die, minder tam gestemd, zich veroorloofd had zijn tong uit te steken achter den rug der zooeven voorgestelde maîtresse), ernstig daarover berispte, en hem er op wees hoe dit gedrag onhebbelijk en ongepast was tegenover den Koning, zijn vader; die immers madame de Pompadour beschermde. Van nu af was de positie van de markiezin de Pompadour een geheel bevestigde geworden; en tot aan haren dood toe heeft zij ruimschoots van de daaraan verbonden voordeelen weten te genieten. Wel heeft zij meer dan eenmaal bloot gestaan aan verraderlijke intrigues, welke haar soms bijna ten val brachten; maar altijd opnieuw zegevierde toch weer haar eigen slimheid over alles en allen; vooral dank zij haar volkomen gewetenloosheid in het kiezen harer middelen, en haar volslagen onverschilligheid voor éénig ander belang dan haar eigen. Sinds hij aan de voeten dezer van alle wàár gevoel ontbloote vrouw gebonden nederlag, was Lodewijk XV reddeloos verloren; voor zich zelf, èn voor zijn volk. Zij was de demon die hem ten verderve leidde, in de gestalte des lichts. Want, naar hare portretten te oordeelen, was zij inderdaad de gratie en aanvalligheid zelve. Zij vereenigde, tenminste in de eerste jaren vóór hare gezondheid haar begaf, al die uiterlijke bekoorlijkheden, die den man tot den willoozen slaaf eener vrouw kunnen maken. Haar talent van zich op het voordeeligst te kleeden, hare vele geestesgaven, en haar levendige belangstelling in alles wat het doen en laten van den Koning betrof, droegen er nog toe bij haar in hooge mate voor hem verleidelijk te maken; en zij wist dan ook tot een voor den Koning onontbeerlijk gezelschap te worden; niet alleen van lieverlede als zijn maîtresse maar óók als zijn raadsvrouw en vriendin. Indien zij gewild had zou zij hem onder die omstandigheden hebben kunnen brengen tot elke goede daad, tot iedere nuttige handeling. Voor háár deed hij immers alles. Maar hoe anders, hoe kleinzielig, gebruikte zij die onbeperkte macht, die háàr meer dan hemzelf de heerscher over Frankrijk maakte; niet met den naam, maar met de daad! Een der eerste ingrijpende veranderingen, die de komst van madame de Pompadour teweegbracht, was de val van den grooten staatsman de Maurepas; met wien zij een persoonlijke veete hadGa naar voetnoot*). Achtereenvolgens moest hij plaats maken voor de verschillende gunstelingen van de oppermachtige heerscheresse: menschen aan wien het eerste-ministerschap op háár verlangen werd toebetrouwd, natuurlijk niet om hun geschiktheid ertoe, maar enkel en alleen omdat ze willige werktuigen in háár hand beloofden te zijn. Richelieu, d'Argenson, de Bernis, Choiseul, de een na den ander, kwam, en ging weer, wanneer hij in de gunst der markiezin had uitgediend en zij reden meende te hebben hem niet meer te kunnen vertrouwen. In haar gewetenloosheid stond zij nooit bij de vraag stil, in hoe verre de man dien zij om een persoonlijke gril afdankte onmisbaar misschien kon zijn voor land en volk, en of de door haar uitgekozen opvolger hem in kundigheden evenaarde. Of zij werkelijk het cynische woord gesproken heeft tot Lodewijk XV, waarvan men haar beschuldigt: ‘Après nous le déluge,’ ik weet het niet. Zeker echter gedroeg zij zich wèl naar dit heilloos beginsel. En zoo is het dan ook aan haar noodlottigen invloed op den Koning te wijten, dat hij dien onvruchtbaren krijg die, met de grootste onhandigheid en zorgeloosheid gevoerd. Frankrijk de grootste offers kostte, van jaar tot jaar voortzette, onder steeds ongunstiger omstandigheden, en met steeds onkundiger legeraanvoerders; een van de treurigste en meest te bejammeren feiten uit Lodewijks aan dergelijke droevige daden zoo rijke regeering, waardoor aan Frankrijk een onberekenbaar nadeel werd berokkend, - om van het offer aan menschenbloed niet eenmaal te gewagen. O zeker, ik weet wel dat het een Koning in 't minst niet verontschuldigt, wanneer hij zich aldus door een vrouw laat verleiden tot het vergeten van zijn koningsplicht, wanneer hij, in weelde, luiheid, en zinnenlust neergezeten, het willoos aanziet dat zij hare gunstelingen het roer van staat aanbetrouwt en de kundigste mannen van het Hof bant, om er weet- en deugnieten | |
[pagina 521]
| |
voor in de plaats te stellen. Alleen wil ik den nadruk leggen op de vreeselijke verantwoordelijkheid, die aldus terugvalt op die vrouw, wanneer men nagaat hoe onbegrensd haar geheime invloed aldus kan zijn. Diezelfde Koning immers, die nu geen anderen wil meer heeft dan die van eene madame de Pompadour, die zich door haar laat insluimeren in de bedriegelijke rust van plezier-reisjes, van bouwplannen, van comedie-vertooningen, terwijl ginds in den krijg de vreeselijke gruwelen van brandstichting, plundering, en moord in zijnen naam gebeuren, diezelfde Koning had, toen madame de Chateauroux een beteren snaar in zijn gemoed deed trillen, zich bereid getoond om harentwil de gevaren van den oorlog in persoon mede te maken; was op háár bede te midden zijner troepen geijld om den roem maar ook de ontberingen met hen te deelen. Wel een bewijs hoe anders alles had kunnen zijn, indien madame de Pompadour een grootscher opvatting van Lodewijk's konings-taak had bezeten! Maar zij kende noch de eerzucht, noch de grootsche verlangens naar roem harer voorgangster. In haar was alles egoisme en begeerlijkheid van het kleinzieligste soort. Zij boeide den Koning aan zich met liefde-ketenen, zij maakte hem tot haren slaaf in den verachtelijksten zin; alleen om hare hebzuchtige bijoogmerken te dienen. Want die bijoogmerken waren alle even klein en laag bij den grond. Zoo moest hij b.v. aan haar onverzadelijke prachtliefde voldoen door haar het eene lustslot na het andere te koopen. Had zij het dan gekregen, en prachtig ingericht, dan beviel het haar soms nog niet eens, en werd onder de hand terstond weer verkocht. Tochtjes naar die paleizen, of naar andere welke den Koning behoorden, en waar het eene kostbare feest volgde op het andere, vulden de dagen en maanden en jaren, die Lodewijk steeds bij zijn maîtresse, in volkomen onverschilligheid voor de zaken des lands, doorbracht. Een nieuw middel om hem, en haar zelve meteen, verstrooiing te bieden, vond madame de Pompadour in het organiseeren van een liefhebberij-tooneel; dat van tijd tot tijd schitterende voorstellingen in besloten hofkring gaf, en waar zij zelve dan praalde in eerste rollen, met al den glans harer schoonheid en toiletten, veelbewonderd en veelbenijd, èn dáarom, èn om haar ontegenzeggelijk talent in 't comedie-spel. Dan, als ze aldus zichzelve opnieuw bevestigd had in haar macht over den Koning, dan vroeg, en verkreeg ze, van hem al die gunsten waarnaar haar kleinzielig karakter alléén streefde: titels voor haren vader en haar broer; een huwelijk tusschen haar dochter Alexandrine d' Etiolles en 's Konings onechten zoon den Graaf du Luc; enz, enz; àlles voor zichzelve; nooit iets in het belang van ànderenGa naar voetnoot*). Nergens ontmoeten we één bewijs dat haar invloed den Koning ten goede kwam; alles wat zij met hem deed was slecht, klein, laag. Maar het ergste, het onvergefelijkste, zondigde ze aan hem en aan zich-zelven toen ze, haar vrouw-invloed op de zinnen weldra verloren ziende gaan, voor de afschuwlijkste middelen niet terugdeinsde om toch haar positie van maîtresse, al was het dan maar in naam te behouden.... door zelve voor plaatsvervangsters te zorgen.! (Wordt vervolgd.) |
|