Een antwoord van de redactrice naar aanleiding van de gedachtenwisselingen van K. Schraver en H. van Holk.
(Zie Holl: Lelie van 8 en 22 September 1909).
Naar aanleiding van de tusschen K. Schraver en H. van Holk gevoerde gedachtenwisseling over ‘politie-invallen’, waarbij de eerstgenoemde mijn mééning wenschte te weten, wil ik mijnerzijds gaarne verklaren, dat ik 't met H. van Holk meer eens ben dan met K. Schraver. Evenals eerstgenoemde schrijft: Begin bij de oorzaak van het kwaad, bij de vervuilde, immoreele, dikwijls reeds heel-oude mannen, die zich aan zulke smerigheden schuldig maken, wijs hun uw deur (ook al bekleeden zij hooge betrekkingen), zeg hun, hoe gij zulk zich van minderjarige meisjes meestermaken walgelijk en vuilpoetsig vindt, etc., etc. Eerst dan hebt gij het recht U te keeren met zulk een heiligen toorn tegen de houdsters van bordeelen, die, om geld te verdienen, aan zulke onzedelijkheid meehelpen. Zoolang echter gij uw dochters uithuwelijkt aan dergelijke ‘steunpilaren der maatschappij’, zoolang uw predikanten die huwelijken met vrome teksten inzegenen, zoolang gijzelf dergelijke mannen aan uw disch ontvangt, en hun de hand drukt in het openbaar, zoolang de Koningin, op voordracht der Regeering, hen benoemt tot de hoogste Staatsbetrekkingen soms, heusch zoolang is het schijnheiligheid uw zedelijkheidsijver alleen tegen Duitsche Greet en hare consorten te richten.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.