De Hollandsche Lelie. Jaargang 23

Gedachtenwisseling.

Uitstraling.

Gaarne zou ik vernemen of de symphatieke of onsymphatieke uitstraling, of schaduwwerping van de mensch, door anderen - evenals door mij - erkend wordt: verband te houden met den levensduur, en dezen naar den aard der uitstraling is te benaderen. Gaarne zou ik mij aansluiten, in deze richting van onderzoek voort te werken.

2^o. of van Spiritualistische zijde iets gevoeld wordt voor mijne, stellige meening dat het ergens aanwezig zijn van een overledene's geest zoodanig kan worden verklaard dat de uitstraling in dat centrum tijdens het leven daar heeft plaats gehad; en evenals de zonnewarmte na zonsondergang in een gebouw is blijven hangen, óók die menschelijke uitstraling de omgeving is blijven drenken en zoodanig bedwelmen, dat we evenals van de zonnewarmte de bol-eigenschappen benaderen, onzen geest door die bedwelming zich een beeld schept, een geest ziet?

3^o. Is er een Levensverzekering Maatschappij, welke mij in staat wil stellen onder een of ander voorwendsel hare cliënten te bezoeken, om rapport uit te brengen omtrent levensduur, als proef-resultaat-bewijs? Adres Redactie v/d Lelie.

H. VAN HOLK.

Rotterdam, den 16 November 1909.

Geachte Redactie!

Mag ik Eer hebben U eene plaatsruimte in Uw H.L. te verzoeken tenéinde de Heer H. van Holk van antwoord te dienen op zijn critiek over mijn Art. Duitsche Greet voorkomende in de H.L. No. 10 Sept. j.l. Hoffelijk dank daarvoor.

Ronduit gezegd, ik begrijp het doel van het schrijven van den Heer van Holk niet goed en zou moeten besluiten dat hij mijn Art. niet goed gelezen heeft. Ik heb uitsluitend over Duitsche Greet geschreven en gezegd dat in dergelijke huizen als van Duitsche Greet etc. wetende welk bedrijf daar uitgeoefend wordt nu en dan een flink georganiseerde politiemacht een inval moest doen om zich te overtuigen dat geene overtredingen plaats hadden en dat de voorschriften op die huizen gegeven nauwkeurig worden opgevolgd, nu wil ik er nog bijzeggen dat zulks in het belang der maatschappij en volksgezondheid zeer gewenscht voorkomt. Volstrekt is het mijne bedoeling niet dat invallen naar willekeur in andere huizen gedaan worden, eerstens is het in tegenstrijd met de vrijheid en het is volslagen onzin, maar alleen, ik herhaal het nog eens, in die huizen á la Duitsche Greet, ja dat is noodzakelijk. Dat de houdster dier huizen het onaangenaam zoude vinden als daar onverwachts een inval plaats heeft, evenzoo hunne bezoekers dat is te begrijpen, want allicht kon men bij een dergelijke inval een overtreding constateeren, waarvan het gevolg zoude zijn dat procesverbaal werd opgemaakt, en tengevolge daarvan de houdster met de bezoekers zich voor den rechter moesten verantwoorden. Nu ben ik in mijne meening nog meer na dien tijd versterkt dat dergelijke invallen in huizen á la Duitsche Greet noodzakelijk zijn naar aanleiding van hetgeen ik in een Haagsche courant voor eenige tijd geleden las, nl: Een buitenman had door tusschenkomst van een ander zijn minderjarige dochter in dienst in den Haag gekregen. De buitenman toog, omdat hij van zijn dochter uit hare dienst niets vernam, op onderzoek uit en werd bij dat onderzoek geassisteerd door de politie en wat bleek nu uit dat onderzoek dat zijne dochter zich met nog 2 minderjarige meisjes in een huis á la Duitsche Greet zich bevond opgesloten bijna naakt op een bovenkamer. De madam onderschepte de brieven van de meisjes zoo, dat de ouders niets van hunne kinderen vernamen. Vraag aan den Heer H. van Holk. Is nu een onverwachte politie-inval in die huizen iets overbodig, ja of neen. Nu ik toch over invallen schijf wil ik nog iets zeggen wat nu wel direct geen inval

[p. 428]

is maar meer onder bezoek gerangschikt kan worden n.l. dat alle finantieele instellingen daar ook onder begrepen Levensverzekering Maatschappijen, zieken en begrafenisfondsen op onverwachte tijden door de justitie bezocht moesten worden om zich van den goeden gang der zaken te overtuigen en of alles haaksch is. Men kent de geschiedenis van de Arnhemsche bankvereeniging en nu weer die van de elf Provinciën, die de laatste niet kent leze Controleur 6 Nov. j.l. het Art. Debacle de elf provinciën. Is nu een bezoek of inval zoo U het noemen wil mijnheer v. Holk ook overbodig. (Er zijn flinke instellingen, voor die is zoo een bezoek een reclame.) Wellicht is de R. v.d. H.L. wel bereid hare conclusie te willen mededeelen dat geeft wrijving van gedachte, en het publiek kan zich dan nog des te beter de zaak indenken.

Hoogachtend,

UEdw.

K. SCHRAVER.

Gep. 1 Lt. pl. adj.