Ingezonden stukken.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.
Nijmegen, 6 Dec. 1909.
Hooggeachte freule.
Eene tijdelijke ongesteldheid heeft mij belet U vroeger plaatsing te verzoeken voor eenige woorden van hartelijken dank mijnerzijds voor Uwe gewaardeerde beóordeeling van den roman ‘der Sohn der Hagar’, voorkomende in het nummer der Hollandsche Lelie No. 19 van 10 November j.l. - In een Leesgezelschap van 60 leden zijn de opinie's over een roman somwijlen zoo uiteenloopend en tegenstrijdig, dat het een' Directeur zeer moeilijk valt een ieder een bevredigend antwoord te geven. Dit is dan ook de reden, dat ik de vrijheid nam nogmaals eenige oogenblikken van Uwen kostbaren tijd in beslag te nemen, om Uwe beóordeeling te mogen weten over genoemden roman, eene beóordeeling waaraan ik en zeer velen met mij zeer groote waarde hecht.
Ieder lid der Hollandsche Lelie kan zich dan ook gerust tevreden stellen met Uwe beóordeeling, waarmede ik het ook geheel eens ben, vooral Uwe karakterbeschrijving van daarin voorkomende personen, inzonderheid van Gottlieb, den ouden knecht.
Zeer aangenaam was het mij te vernemen, dat de 3 weken rust, door U genoten, U goed hebben gedaan, en U de gewone bezigheden met de Holl: Lelie kondet hervatten.
Met vriendelijke groeten
Hoogachtend
‘VESTA.’