Over Toilet en wat ermede in verband staat.
Reisplannen.
Onze hoofdredactrice verzoekt mij, naar aanleiding eener tot haar gerichte particuliere vraag, een artikel te willen maken over de voor het Zuiden, de Riviera, méést geschikte kleeding. Nu, zij schrijft mij zoo dikwijls dat er géén plaats is voor mijn werk, dat ik dubbel blij ben thans door haar opdracht weer eens iets van mij te kunnen laten hooren. -
Het Zuiden! - - De hollander, die er voor het eerst heengaat, denkt daarbij aan zomerzon en zomerwarmte, aan bloeiende bloemen, en aan zitten op een bank aan de middellandsche zee - - en pakt een paar dunne zomer-japonnetjes in, en een zomerhoed van 't vorig jaar -, en, te Nice, te Menton, te San-Remo, te Monte-Carlo, waâr dan ook aangekomen, valt zij in dit voor het klimaat aldaar geheel ongeschikte en geheel niet de rigueur-toilet jammerlijk op; maar, wat nog veel erger is, zij loopt te rillen van de kou, ergert zich, dat dit nu het hooggeroemde Riviera-klimaat héét, deze koelheid, en eindigt drie tegen een met koude te vatten en een gedeelte van haar reisgeld achter te laten aan een of anderen steeds zeer duren dokter. -
Ik herinner mij, hoe ik, bij een mijner séjours in 't Zuiden, twee hollandsche jongedames heb gadegeslagen, die het type opleverden van zulk een dwaze vergissing. - Zij liepen in December, als het, óók aan de Riviera, maar een páár uurtjes van den dag warm is, en dan nog alleen in de zon, in witte neteldoekjes en fleurige katoentjes; - zij hadden luchtige zomersche Liberty-dassen gestrikt om zwierige Panama-hoeden; - zij hadden zich ten overvloede uitgedoscht met goedkoope, witte reismantels van véél te dunne voile-stof, die na één week reeds een verdachten goren tint kregen; - en iedereen keek haar na, lachte haar uit, maakte minder vleiende opmerkingen. - Toen het eigenlijk voorjaar, in Maart ongeveer, begon en ook andere menschen zich dunner en lichter begonnen te kleeden, toen was die veel te opzichtige en geheel onpractische quasi-elegance verlept en verflenst, (het geld ontbrak haar blijkbaar, als de meesten onzer, om zich geheel opnieuw uit te dosschen), en zoo was het einde, behalve nog een ongesteldheid van een harer, dat zij er, op den tijd waarop hare lichte zomer-toiletjes althans gedeeltelijk hadden kunnen dienen, afgetakeld en armoedig uitzagen; al hetgeen had kunnen worden vermeden, indien zij heel-gewoonweg hare hollandsche winterkleeding uit Holland hadden meegebracht, nevens dien overigen opschik.
Want, dat is voor hen die December, Januari, Februari, in het Zuiden willen vertoeven een hoogst-eenvoudig, en toch zoo veel-verwaarloosd voorschrift: meebrengen de winterkleeding.
Heusch, het is overdreven, het is zelfs dwaas, het bij vele hollanders ingevleeschte ideé, dat een Riviera-reis meebrengt de onkosten van ‘zooveel extra-toilet-moeten-maken’, waaronder dan wordt verstaan het aanschaffen van allerlei even ongeschikte als onnoodige luxe van lichte japonnen, en strooien hoeden, en kanten fichus, en wat niet al van op een zomer-badplaats veel-gedragene, maar in Nice en Monte-Carlo en Menton geheel niet op hare plaats zijnde zomer-drachten. - Een gewone toerist, die in de wintermaanden eenige weken in 't Zuiden denkt te vertoeven, hetzij in een hôtel, hetzij in een pension, hetzij in verschillende plaatsen, hetzij in ééne slechts, kan niet beter en verstandiger doen dan wanneer zij meeneemt voor dagelijksch gebruik een winter-wandelpak, eenvoudig en onopzichtig, géén bont-jacquette natuurlijk, maar een wandelcostuum van laken, cheviot, of serge, daaronder een wollen blouse (onvermijdelijk om mee te nemen voor vele koude dagen), bij mooier weêr een dunnere, van zijde of iets aanverwants. Verder voor 's avonds aan het