De Hollandsche Lelie. Jaargang 23
(1909-1910)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdTooneel.De Macbeth=opvoering op de abdij: Saint=Wandrille.La représentation de ‘Macbeth’ à Saint-Wandrille a signé un traité de paix entre la réalité et l'illusion. ‘Dramatische Kunst is vóór alles een conventioneele Kunst’ verklaart Henri de Régnier. En een globale blik op het dramatische leven van dezen tijd doet een oogenblik vermoeden dat deze uitspraak van Régnier waarheid bevat, hoewel kunst en conventie héél moeilijk kunnen samengaan en men beter van een contradictio in termi dus in dit geval zou kunnen spreken. Is er inderdaad - en ik voor mij geloof ook wel dàt ze er is, evolutie waar te nemen in den gang van het tooneel - dan gaat deze toch uiterst langzaam waardoor men den indruk van stilstand verkrijgt in een omgeving van conventie. Daar zijn er enkelen - ook in ons land - die meer kracht willen geven aan die evolutie - die met opoffering van veel en met ontzaggelijken arbeid het tooneel willen losmaken uit het conventioneele keurslijf dat het soms meer, | |
[pagina 407]
| |
soms minder maar au fond - toch nog altijd, omklemd houdt. En zij gelukken er ook in onze oogen te openen en meer en meer onzen blik te leiden in de oorspronkelijke schoonheid van niet-conventioneele dramatische Kunst. Het ten tooneele brengen van de Macbeth door Ed. Verkade is een daad van vermetelheid geweest, maar die allen mogelijken lof en aller waardeering verdient. Want hij was een van hen die los gebroken zijn uit de kalme kudde die in het van buiten fraai getooide conventie-gebouwke aan het spelen zijn op het tooneel. Royaards en hij werden de vijanden van het conventioneele in de dramatische kunst. - Uit den aard der zaak heeft Verkade met zijn Macbeth niet meer kunnen doen dan hij deed - conventioneele kritiek zal er misschien aan toe voegen: ‘en dat is maar gelukkig ook!’ - want 't is opmerkelijk hoe onhartelijk, ja bijna vijandig sommige kritiek zich stelt tegenover een daad van de hoogste artisticiteit - enkel omdat deze breken wil met een goed-moedige en schikkelijke conventie waarin bedoelde kritici zich eenmaal op hun gemak gevoelen - gezellig kautend om den haard waarin 't vuur al winters achtereen met denzelfden gloed heeft gebrand en waarvan de schoorsteen ter nauwernood is geveegd. Dat dan zoo'n artistieke daad van Verkade hen naar buiten jaagt en ze dan onaangenaam gestemd worden - 't is begrijpelijk, maar zéker niet loffelijk - allerminst niet! - Zooals 't indringen in de Fransche literatuur een bekoring medeneemt van frischheid, gezonder leven met meer levensblijheid; vooral mededeelt aan den indringer een gracieuse schoonheid die ons - vrijwel onbekend - geheel bevangt, zoo is het bij het nader komen tot het tooneel-leven dáár een nóg veel sterker bekoring die ons medevoert. Wat Verkade hier deed - en niet meer doen kón - wij zijn er van overtuigd dat zijn idealen verder gestrekt zullen hebben - dat heeft verder doorgevoerd kunnen doen de wel-bekende artiste Georgette Leblanc-Maeterlinck in samenwerking met haar man - Maurice Maeterlinck. Zooals zij-zelve bekend, heeft haar Macbeth-opvoering op den 28sten Augustus van dit jaar voor haar den uitspraak van Henri Régnier totaal waardeloos gemaakt. De norm waarom heen de tooneelspeelkunst zich beweegt is de verhouding van realiteit en illusie. De evolutie hangt af van de grootere innigheid tusschen de beide begrippen. Deze verhouding bestaat in het spel der spelers - maar óók in het decor der omgeving. De weinige aandacht aan deze verhouding gegeven is de directe oorzaak van de langzame evolutie in de ontwikkeling van de dramatische kunst. De vraag of de acteur zijn rol moet beheerschen of medeleven is nóg een open vraag - de beantwoording waarvan de eersten onder de eersten hebben getracht te geven. Coquelin, Goethe, Multatuli bij ons - hebben zich met dezen uiterst gewichtigen vraag beziggehouden. Het verhaaltje van den boer met het varken van Douwes Dekker lijkt mij niet een onaardige illustratie van het geval. Kunst moet blijven een door de kunstenaarsziel vermooid beeld van de realiteit - maar mag natuurlijk nooit tot de bloote realiteit geraken, dan zou de plaats van den kunstenaar overbodig worden en werd dus tegelijk elk begrip van kunst uitgesloten. Bij het lezen van een tooneelstuk moet de auteur zonder middelen van decor en spel werken op onze fantasie om die te leiden tot de geestelijke realiteit van zijn werk. Spel en decor hebben dus tot taak die geestelijke realiteit zoo mooi mogelijk te maken - over te brengen de door den kunstenaar bewust gevoelde realiteit. Met het overbrengen daarvan moet de acteur wel degelijk zijn stof en zijn gevoelens beheerschen en geen oogenblik uit het oog verliezen dat hij voor de samenstelling van een effect werkt. Wanneer in overeenstemming hiermede het decor de nadering tot een zoo mooi mogelijke realiteit, zoo sterk mogelijk doorvoert - dan zal een spel ten tooneele komen dat aan de volmaking weinig te kort doet. - Hieruit komt alles voort wat tot verbetering van het huidige tooneel noodzakelijk is - omgekeerd natuurlijk zijn alle gebreken aan ons tooneel te verhelpen door een met den uitersten zorg samengestelde verhouding tusschen realiteit en illusie. De theater-decors geven bij lange niet de voldoende realiteit om een illusie te ‘zetten’, wanneer 't gordijn valt is zelfs dat wat ‘overbracht’ verdwenen en afgebroken. - Wij kunnen zonder beperking zeggen dat in de Macbeth-opvoering op de abdij Saint-Wandrille door Georgette Leblanc-Maeterlinck volkomen juist de meer genoemde verhouding is samengesteld. Daar is in den Zomernacht van 28 Augustus kunst gegeven, met alle rijke poëzie en machtige mystiek, die waarachtige kunst voort kan brengen | |
[pagina 408]
| |
en waarin ze hult haar minnaars en bewonderaars. Voor de vijftig toeschouwers van het machtige drama is de opvoering geweest een eenige droom, een tragische droom van een zomernacht te midden van de oude ruïne waarvan in elke hoek mysterie lag, - mysterie van het oude, mysterie van de Shakespeariaansche legende - mysterie van den nacht, die over 't land lag en zwaar en zwart de dingen omhulde. De toeschouwers verplaatsten zich van de eene zaal naar de andere waar respectievelijk de scène zich afspeelde. Men deed voortdurend uitkomen vóór de opvoering dat dit een groot bezwaar zou zijn en veel van de illusie zou ontnemen. Maar de opvoering zelve heeft bewezen dat deze bezwaren heelemaal geen reden van bestaan hadden. Heb ik u nog te zeggen wie Maeterlinck is en wie G. Leblanc-Maeterlinck? Maeterlinck, de schrijver, de dichter van l'Intruse, la Princesse Maleine, Pelléas et Mélisande, Monna Vanna, le Trésor des humbles, la Sagesse et la Destinée, l'Intelligance des fleurs, en van zoovele andere sublieme werken! Maeterlinck, waarvan Kloos zegt: ‘Maeterlinck, de mysterieuse fantasmagorist... en verder... Het werk van M. lijkt op een droom... M. is mij de dichter van den droom en zijn artiesten-temperament lijkt mij vrouwelijk toe... Zoo leeft ook Maeterlinck's schrijvers-visie in een wereld, die tegelijkertijd ontzettend werkelijk is èn ontzettend fictief.’Ga naar voetnoot*) En wanneer ge leestGa naar voetnoot**) wat Georgette Leblanc-Maeterlinck zelve schrijft over de voorbereiding en over de opvoering - zelve dan bedwelmt de schoonheid van taal U - een bedwelming die heerlijker wordt omdat ze U leidt in een land van zwijgende mystiek, waarin haar woorden en haar denken als lichtende bloemen voortreden in dien droom van een zomernacht. De abdij Saint-Wandrille is in het bezit van Maurice Maeterlinck. ‘Niet ver van Candebec, bij een rivier, aan den zoom van het woud’ aldus M. Abel Monnard in de Fígaro, heeft het in zich een bekoorlijke vermenging van alle stijlen van alle eeuwen, vanaf de 12de tot de 18de eeuw.’ Vanaf 1023 had Koning Duncan die zoo verradelijk vermoord werd, geregeerd in Schotland, maar toen reeds had de abdij van Saint-Wandrille 4 eeuwen lang den tijd getrotseerd. In de tijden is het tot ruïne geworden, weer opgebouwd - door de Normandiers afgebrand - weer gerestaureerd, steeds in nieuwe stijl van een nieuw geslacht. Terwijl dus het schotsche Kasteel Inverness, waar Shakespeare zijn tragedie laat spelen, waarschijnlijk was opgetrokken in romaansch-byzantijnsche stijl, misschien gedeeltelijk in hout opgetrokken - uit de elfde eeuw dateerde, dateert het Kasteel van Saint-Wandrille van vroegeren datum. Maar zooals Shakespeare's-tragedie door de jaren tot ons is gekomen, bleek de abdij te zijn bij uitstek hèt geschikte decor voor het drama. De poort die toegang geeft draagt rijk decor uit de renaissance, daarachter een Kerk-ruïne uit de 14de eeuw, met gebroken zuilen waartegen de planten klimmen, met raam-bogen waarin het strakke licht-azuur het vensterglas vormt, tusschen de tijd-bruine muren heerscht een diepe stilte waarin elk gesproken woord een plechtigen weerklank vindt, onder de zware gewelven heerscht een gedempte schemering van grijs en mistig licht, waarin de geringste lichstraal belangrijk wordt - een atmosfeer die in zijn zwijgend en zwaarhangen ons zegt dat hij daar was - dagen geleden en jaren en eeuwen - steeds in dezelfde grijsheid - in de even diepe stilte. En toen in den Augustus-nacht in die omgeving de Shakespeariaansche figuren zich bewogen in de schrikkelijke tragedie van het Noodlot heeft de mystiek van den nacht in zijn pracht van schaduw en angst van zwijgen zich gelegd om de ruïnen en de figuren, maar ook zijn bekoring gegeven aan het woord, aan het gebaar, aan de idée van de spelers. Mevrouw Georgette Leblanc-Maeterlinck gaf de meesterlijke vertolking van Lady Macbeth, hoewel zij aanvankelijk had opgezien in haar te doen leven het karakter van een Lady Macbeth. Maar dien weerzin overwon haar liefde, haar innig verlangen naar de vervulling van haar ideaal. Sèverin Mars vertolkte Macbeth, dien hij psychologisch en historisch scherp heeft ontleed. Macbeth werd voor hem een wezen dat slechts uiterlijk kracht toonde. De omstandigheden leidden hem en regelden zijn val - daaruit ontstond de tragedie van het Noodlot. Macbeth was geen krijgsman, geen moordenaar, óók geen meester in de leugen of de misdaad. Hij was ‘mensch’ - meer niet. Zijn gang was die als van ieder mensch die gaat op den duisteren weg van het Noodlot. Maar Shakespeare heeft door 't aanbrengen van het ‘decor’ aan het | |
[pagina 409]
| |
drama en tegelijk aan de figuur van Macbeth een schokkende tragiek gegeven. Figuren als Macbeth komt men in het dagelijksche leven van thans bij tien-tallen tegen, in verhouding en belangrijkheid niet zóó ontzettend als Shakespeare's Macbeth - maar zij gaan als hij door het leven aan de leidende hand van het Noodlot. Het zijn die, waarvan Hugo von Hofmansthal zegt: ‘Es ist ja Leben stummes Weiterwandern
Von Millionen, die noch nicht verstehn,
Und, wenn sich jemals zwei ins Auge sehn
So sieht ein jeder sich nur in dem andern.Ga naar voetnoot*).
Macbeth was dus voor Sèverin Mars vóór alles mensch, een dier kleine menschen waarvan de ziel zwak is, met vluchtige inspiraties; die vaak worden misleid door valsche voorstelling - door een verraderlijk inwerken op hun sterk en breed ontwikkeld gevoelsleven, vatbaar voor iederen indruk - een mensch dìe gemakkelijk geleid kon worden op een weg in het leven die niet voor hem was afgebakend. Door deze opvatting van Macbeth heeft Sèverin Mars zeer veel bijgedragen in het succes van de opvoering. Trouwens het totale slagen van de Macbeth-opvoering op Saint-Wandrille is te danken aan de ontzaggelijke toewijding en nauwgezetheid waarmede iedere auteur zijn rol speelde. Gegeven nu dus eenige bekendheid met de omgeving en met de kracht en waarde der acteurs, is het mogelijk ieder in evenredigheid van zijn eigen fantasie een voorstelling van de opvoering van 28 Augustus te maken. Buiten alle details is de indruk noodzakelijk overweldigend geweest. De effecten krachtiger, waarder, oorspronkelijker dan op het theater-tooneel, hebben hier en daar de toeschouwers vervuld met aandoeningen waarin de geweldige tragiek van het drama tot zijn volle recht kwam. Zoo in het 2de Bedr. 3de Tooneel wanneer de moord op Duncan aan het licht komt. Ga naar de Kamer, waar U blind zal slaan
Een nieuwe Gorgo. Vergt niet dat ik spreek;
Ziet! en spreekt zelven dan. Ontwaakt! Ontwaakt! -
(Macbeth & Lennox af.)
Trekt aan de alarmklok. - Moord en Hoogverraad!
Banquo en Donallam! - Molcolm ontwaakt!Ga naar voetnoot†)
dan eerst treedt het groote verschil op in effect dat hier bereikt wordt en dat verkregen wordt op het conventioneele tooneel. De stem van Macduff klinkt hol, zwaar rollend door de donkere gangen tot over 't veld wegstervend in den donkeren nacht. - Macbeth, Lennox, Banquo en Donallam komen toeloopen, lang en hol klinkt hun stap door de gewelven, de groote zware deuren slaan met een langen, nagalmenden slag dicht, knierend in de verroeste scharnieren. De verlatenheid van de groote holle abdij versterkt de klanken en in hooge mate de tragiek, de dramatische kracht van elk gebeuren. En terwijl de deuren slaan, Macduff's stem hol echoot, de anderen met lang nadreunenden stap af en aankomen door de groote donkerende gangen, nu de goede koning Duncan vermoord is, nu ‘de heiligschenner moord is ingebroken in 's Heeren Heiligen tempel’ - weerklinkt plotseling in den donkeren nacht, zwaar, dof en dreunend, de alarmklok. De indruk daarvan moet inderdaad overweldigend zijn. Zou ooit op het theater-tooneel zóó de klok zijn alarmklanken kunnen geven - het slaan der deuren - de dreunende klank van de stappen der aansnellenden zóó hebben kunnen klinken als in dien nacht in de abdij van Saint-Wandrille!- En dan de waanzin - scène van Lady Macbeth! (5de Bedr. 1ste Tooneel). Lady Macbeth (is met een brandende kaars opgekomen). Lady Macbeth - Georgette Leblanc, met loshangende haren, met de oogen waanzinnig blikkend - langzaam naderend door de gallerij - in haar wit nachtkleed als een geest zich bewegend - dalend de trap af - terwijl haar stem akelig weerkaatst wordt door de witte muren waarop het licht van haar kaars haar schaduw werpt die in mystisch bewegen bij de sidderende kaarsvlam de tragiek vervolledigt, dan om zich wetend de ruïne, den nacht, het donkere land en het zwarte bosch - de zwijgende aanwezigheid van het Noodlot - dat al moest noodzakelijk medewerken tot een effect op den toeschouwer dat overweldigend en bijna neerslaand was. Om de woorden aan te halen van den kroniek-schrijver van La Grande Revue - Gérard Harry: - - La ‘réalisation’ de Macbeth chez M. en Mme Maeterlinck, à Saint-Wandrille n'est plus | |
[pagina 410]
| |
pour ses cinquante - cinq témoins qu'un souvenir sombre et lumineux à la fois, comme une toile de Rembrandt’Ga naar voetnoot**). En de heerlijke indruk die de vertooning gaf, was enkel het gevolg van een zoo innig mogelijk opgestelde verhouding van droom en werkelijkheid. Waar op het theater-tooneel de verhouding van realiteit en illusie ternauwernood die innigheid heeft van een tusschen jonge man en jonge vrouw bestaand ‘engagement’ - kan men bij de Saint-Wandrilleopvoering spreken van een huwelijk tusschen den droom en de werkelijkheid. Daarom vooral is de Macbeth-opvering op Saint-Wandrille een gebeurtenis, een feit van buitengemeen belang in de ontwikkeling van de dramatische kunst. Tenslotte nog een enkel woord over de gebruikte vertaling van de Shakespeariaansche tragedie - ook iets van zéér veel gewicht. Bij de vertaling van een of ander werk is een noodzakelijke vereischte: liefde voor het werk en voor den auteur. Liefde, toewijding en eerbied voor den arbeid - de idée en de persoon, zijn noodig voor het welslagen eener vertaling. Want deze moet zóò zijn, dat men kan zeggen: ‘zie, dit zou het woord zijn dat Shakespeare zou hebben gebruikt wanneer hij in onze taal zijn ideëen en gevoelens had uitgedrukt!’ Een vertalen is dus geen woordelijk overbrengen, maar men moet wel degelijk diep doordringen in - en door en door kunnen na gevoelen, de aandoeningen van den oorspronkelijken schrijver. Zeven of acht Fransche vertalingen bestaan er van Shakespeare en de vertaling van de Macbeth door Francois, Victor Hugo - is wel een der voornaamste. Deze vertaling is ietwat ruw, maar getrouw. Voor de Macbeth-opvoering op Saint-Wandrille heeft Maurice Maeterlinck een geheel nieuwe vertaling gemaakt. En hij, in zijn machtig groot gevoelsleven is dichter dan één zijner voorgangers tot het wezen van Shakespeare kunnen doordringen. Daardoor draagt zijn vertaling datgene waarmede Willem Kloos de kunst van Maeterlinck heeft gekenmerkt in de in dit artikel reeds aangehaalde woorden. Oók een vertaling is een zaak van de ziel, de kleinste dwaling, de geringste fout in een enkel woord kan de schoonheid van een geheele bladzijde verwoesten. Zooals wij Maeterlinck kennen als artiest kunnen wij aannemen dat zijn vertaling in haar geheel van gelijkvormige schoonheid is. Rijswijk (Z.H). JOHAN KONING. |
|