De Hollandsche Lelie. Jaargang 23
(1909-1910)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 402]
| |
I. Middelmatigheden.Onder voorbehoud van, wanneer de plaatsruimte het toelaat, later op sommige dezer romans uitvoeriger te zullen terugkomen, wil ik reeds nu aankondigen onder bovenstaanden gemeenschappelijken titel een stapeltje der mij ter beoordeeling toegezonden boeken, waarvan men bijna zonder uitzondering kan zeggen, dat zij geen van allen uitmunten, noch in goeden, noch in slechten zin. Adelbert van Hoorne, door J.B. Meerkerk, uitgegeven bij W.L. en J. Brusse, te Rotterdam, reken ik tot de minst-goed-gelukte pennevruchten onder deze soort van er maar wat op los vertellende verhaaltjes-samenflansers. Een overvloed van allerlei geleerdheden en wijze theorieën doorspekt, op een hoogst-zonderlinge en hoogst-oppervlakkige wijze, een op zichzelf zeer slecht-in-elkaar gezet en zeer onwaarschijnlijk-uitgewerkt intriguetje; de personen zijn geen menschen, geen karakters, maar slechts tooneelpoppetjes, in de hand van hun maker, den heer J.B. Meerkerk. Men krijgt den indruk, alsof hij iets heel àparts wou maken, waartoe hem echter ten eenenmale de gave en de wijze van vertellen ontbrak; terwijl de stof van onverwerkte geleerdheid, welke hij in zich heeft, hem heeft overweldigd. Had hij zich bepaald tot het schrijven van een gewoon romannetje over de lotgevallen van Tine en Karel en dr. Borgenhoff, en hoe zij allen verder heeten, zijn werk zou niet minder zijn geweest dan van menig ander; nu echter heeft hij het overgoten met een sausje van apartigheden, waarin het is versmolten tot een misbakseltje. Frans Hulleman met zijn roman Toewijding (uitgave van Scheltens en Giltay, Amsterdam), is vooruitgegaan bij vroeger werk van hem. Hij geeft de ervaringen en liefdesnooden van een schooljuffrouw weer, en, al is zijn onderwerp niet nieuw, noch zijn uitwerking treffend van vinding, men moet erkennen, dat hij van zijn Agnes een levenswaar type maakte. - Zijn stijl is goed, niet would-bekunstdoenerig, ook niet ouderwetsch, 't gegeven echter wat mager voor 223 blz. Sara Bouterse, De Vervulling, (uitgave van Scheltens en Giltay, Amsterdam), die wij vroeger als heel jong meisje wel eens in de Lelie ontmoetten, is óók vooruitgegaan sinds ik haar eerste uitgave onder de oogen kreeg. Haar stijl is natuurlijk en los en ongedwongen, veel minder nadoenerig dan vroeger. Haar onderwerp wekt dezelfde gedachte die Hulleman bij mij wekte: hoe is het mogelijk over zulk een ‘bedacht’ gegeven, dat eigenlijk niets is, zooveel bladzijden, - toch onderhoudend en boeiend wel - bij elkaar te krijgen! Bij háár ook geldt het de liefdesnooden eener jonge vrouw - bij haar ook is de afloop eene van kalme alledaagschheid. Haar ook echter moet men het laten, dat zij de kunst heeft verstaan van haar gewoon verhaal 'n onderhoudend-geschreven vertelseltje voor groote menschen te maken. - Net andersom Esjee's: De sprong in Duister, (uitgave van H.D. Tjeenk Willink & Zn. Haarlem.) Deze auteur toch heeft wèl wat te zeggen, heeft in haar verhaal wèl aangeroerd een diepere ingrijpende levenszijde dan die der verliefdheid; namelijk de veel ernstiger verwikkelingen welke volgen op de bevredigde begeerten in het alledaagsche huwelijk (waarmee zoo menig boek sluit, met een eind goed, al goed). Maar ongelukkig is zij gestruikeld over een ouderwetschen drogen stijl, die veel meer heeft van een ‘verslag’ dan van een ons de dingen levendig en helder voor oogen voeren, zoodat wij ze zien en mee-beleven. Ouderwetsch in een slechten zin is daarom de vorm van dezen roman, door dien zakelijken vertel-toon, die nooit de dingen bij den naam durft noemen, en daarom maar steeds vervalt in een hoogst-oppervlakkig: toen gebeurde dit, en daarop dat, etc., etc. Maar van het gegeven, en van de gedachte die daarbij voorzat, valt niets dan goeds te zeggen, omdat de auteur heel duidelijk in het licht wilde stellen, hoe enkel verliefdheid vóór het trouwen, oprechte teedere aanhankelijkheid zelfs, toch geen voldoende waarborgen zijn voor duurzaam huiselijk geluk, wanneer er niet van weerszijden den ernstigen wil bestaat om dat geluk te kampen, met opofferingen van beide kanten van eigen zin en eigen lust. - Jeanne Reyneke van Stuwe, de met haar zóóveelsten roman over het zooveelste lid der familie Berghem elk halfjaar onvermijdelijk-geworden Jeanne Reyneke van Stuwe, ontbreekt ook dezen keer niet met hare twéé | |
[pagina 403]
| |
deelen-roman-fabrikaat. Deze keer zijn die geheeten: Vrije Kracht, (uitgave van L.J. Veen, Amsterdam) en handelen over Odilia Berghem. De lezer, die de rest dezer mislukte Couperus-nadoenerij heeft doorworsteld, en thans wil weten wat er in Vrije Kracht staat, kan gerust volstaan met op de eerste bladzijde 't personen-lijstje na te zien en de hoofdstukken-indeeling. Dan houdt hij véél geld in den zak, en bespaart zich bovendien veel verveling en tijd, want daardoor kan hij terstond weten wat hem anders eerst na 'n eindeloos gehaspel in medische quasi-geleerdheid (dat het maar 'n quasi-geleerdheid is werd reeds elders der schrijfster gevoelig aan het verstand gebracht) duidelijk wordt, dóór 'n watersoep heen van 'n 400 bladzijden, namelijk: hoe Odilia Berghem, medisch studente en weldra arts, niet in dat beroep haar vrede vindt vóór zij zich heeft verloofd, ondanks al hare onaf hankelijkheids-theorieën. Niemand beter dan Jeanne Reyneke van Stuwe verstaat de kunst bladzijden en bladzijden vol te kladden om niets en nogmaals niets te zeggen; maar de eene keer is het milieu waarin zij den lezer binnenleidt amusanter dan de andere, en deze maal, in de medicijnen-studeerende Odilia en Emilie, met den saaien achtergrond van operaties en ziekenkamer, opgesmukt met would-be geleerde dooddoeners, deed zij al een heel ongelukkige keuze. Armoede daarentegen, óók een tweeledige roman, van Ina Boudier-Bakker, uitgave van van Kampen en Zn., Amsterdam, kenmerkt zich door die eigenschappen van onderhoudendheid en gezelligen verhaaltrant, die een op zich zelf niet zeer belangrijk onderwerp tot een wezenlijk aangename uitspannings-lectuur kunnen maken. Ik vind hierin, in dezen breed-opgezetten ‘familie-roman’, zooals op den omslag staat, niets terug, noch van het mystieke van: Het beloofde land, noch van het uitgesproken talent van haren eersteling-bundel: Machten, noch van de roerende lieftalligheid van dien anderen bundel: Kinderen. - Over het geheel komt Ina Boudier-Bakker beter tot haar recht in zulk kleiner werk, waar zij fijner ontleedt en scherper omlijnt, dan in groote lijvige boeken. Maar toch heeft zij ook deze maal zichzelve getoond een begaafde en beschaafde vrouw, die de kunst verstaat hare personen van het leven af te zien, en te groepeeren tot een geheel van natuurlijk-gedachte en sympathiek-aandoende toestanden, waarmede men zich gaarne eenige uren lang bezig houdt, om de levendigheid van de tooneelen en de gesprekken. Evy Holzinger, roman van Jeanne van Lakerveld-Bisdom (uitgave van M. Hols, den Haag). - Ook al weer liefdesnood natuurlijk! Hier hebben we te doen met eene eerstelinge, en eene die talent belooft, getuige haar stijl; maar die nog mist ervaring; ervaring zoowel van het werkelijke leven als waar het geldt een roman in elkaar te zetten. Hare Evy is niet goed nagevoeld in dat zóó bruuske heengaan na eerst zóóveel toewijding en liefde voor Henk èn voor diens kinderen. En niet goed nágevoeld óók is de overdreven vriendschap tusschen de vriendinnen, en is dat theatrale slot. In dat alles is nog de bedachtheid van iemand, die een roman wil schrijven en nog niet weet de stof ertoe te vinden, of in eigen ervaring, of in scherp afzien het leven zooals het is in zijn náákte realiteit. Echter, de aanleg is er; de stijl, al heeft hij hier en daar een gevaarlijke neiging tot nadoen, getuigt toch van een eigen-kunnen; en ook het geheel als zoodanig houdt wèl in eenige belofte. Last not least zij de tweedeelige roman van mevrouw S. La Chapelle Roobol aangekondigd: In tweestrijd (uitgave van Holkema en Warendorf, Amsterdam). - Want, zei ik in den aanvang, dat Meerkerks pennevrucht behoort tot de middelmatigheden van een slechter allooi, van mevr. La Chapelle-Roobol's werk moge tot slot het omgekeerde gezegd, namelijk dat zij een beslist naar het zeer-goede overhellenden roman heeft gewrocht in haar zeer goed-gedacht èn zeer goed-uitgewerkt. In Tweestrijd, tweestrijd eener gehuwde vrouw, die haar man en haar kind verlaat om een anderen man lief te hebben, en die toch steeds tot dat kind wordt teruggetrokken - - waarvan zij te laat begrijpt hòe lief het haar was. Hier hebben we de vondst van een tragisch en toch zoo dagelijks voorkomend gegeven verwerkt in een zeer boeienden, zeer levensnatuurlijken stijl; hier is niet het in Jeanne Reyneke van Stuwe zoo hinderlijk aandoende pogen het verhaal te rekken tot in het oneindige door inlassching van allerlei onnutten woordenvloed, noch krijgt men, zooals bij Hulleman of Bouterse, het gevoel: hoe onbeduidend is eigenlijk dit levens-geschiedenisje waarom de auteur een geheelen ‘roman’ heeft trachten heen te vlechten; integendeel de inhoud van In Tweestrijd is er een die dagelijks wordt doorgeleden en | |
[pagina 404]
| |
doorgestreden, die beheerscht menig vrouwenleven, en die ons van a - z in spanning houdt, omdat de schrijfster met zulk een waarachtige en diepgevoelde kennis van het moederhart èn van vrouwenliefde tevens, heeft ontleed de verschillende gewaarwordingen harer Pauline. - Laat mij hierbij nog voegen, hoe de auteur in haar stijl, haar samenstelling van haar roman, haar karakterontleding óók, zeer heeft toegenomen in welverzorgdheid, zoodat haar boek, al heeft zij een minder grooten naam dan sommige harer collega's, volstrekt niet onder doet in talent bij hun werk, ja zelfs er zonder twijfel boven staat. - Middelmatigheden alle, zooals ik begon te zeggen, alleen moet men echter daarbij wel in het oog houden, dat men aan eene schrijfster als Ina Boudier-Bakker een anderen hoogeren maatstaf aanlegt, dan aan een eerstelinge gelijk Jeanne van Lakerveld-Bisdom, dat, waar men zich verwondert over den zóó toenemenden ondergang tot een fabrikante van ‘Machwerk’, waartoe Jeanne Reyneke van Stuwe geraakt, men zich tegelijkertijd verheugt over het wassen in talent waarvan Suze la Chapelle-Roobol in deze haar laatste pennevrucht zoo duidelijk blijkgeeft. Alles is betrekkelijk; van een Hulleman verwacht men niet Couperus-talent, niet van een Sara Bouterse, dat zij plotseling op één lijn staat met een geroutineerd schrijfster. Ieder dezer auteurs moet men daarom den maatstaf aanleggen, die voor hem of haar past, en, gelijk gezegd, de meesten brachten het dit jaar niet verder dan tot in hun eigen gebied en in hun eigen sfeer: middelmatigheid.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
II. Boekbespreking.Het verhaal van den dief, door Jan Feith (Scheltens en Giltay, Amsterdam). - Op den omslag staat gedrukt: ‘In dit boek laat de auteur een der bij de justitie meest bekende beroeps-dieven spreken. De dief verhaalt van zijn bittere ervaring met politie en justitie,...’ etc., etc. - - Men heeft hier dus te doen met zeker soort van sensatie-lectuur, waarvan de een houdt en de ander niet, maar dat in elk geval geen letterkundige waarde heeft. Studenten-haver (uit het Amsterdamsche Studenten-leven door Tjebbo Franken, Scheltens & Giltay, Amsterdam). Bundel, bestaande uit verschillende in modern-plat-hollandsch in elkaar gezette schetsjes, geschreven niet zonder talent van opmerkingsgave. Achmed (2d druk) (uitgave van W.L. en J. Brusse, Rotterdam). Herdrukken kunnen wij wegens plaatsgebrek slechts bij uitzondering bespreken. Bloemlezing uit de Duizend en Een nacht door P. Louwerse (uitgever L.J. Veen. Amsterdam). Daar dit een vijfde druk reeds is, geldt ook voor dit boek wat ik hierboven zeide, dat plaatsgebrek mij belet uitvoerig op eene bespreking van herdrukken in te gaan. Toch wil ik in dit geval de aandacht vestigen op het zoo gelukkige feit, dat er naar een ‘sprookjes’-boek, niettegenstaande al het onnoozel geredeneer over ‘waarheid’, ook in onze dagen nog steeds zulk een navraag blijft bestaan. De heer Louwerse heeft datgene, wat hem in de eerste uitgave wat ouderwetsch voorkwam, omgezet of verbeterd. Uit Stilte en Strijd. Verzen van C.S. Adama van Scheltema (W.L. en J. Brusse, Rotterdam). Het Leven is te hard van geluiden,
De menschen doen te druk;
Om een ander wat doms te beduiden,
Verpraten ze hun eigen geluk.
In plaats van de vruchten te smaken,
Gooien ze elkaar met de schil,
Ze praten om maar leven te maken -
En de wereld is zelf toch zoo stil.
Ze konden het eindelijk wel weten,
Dat geen-een het in woorden vindt,
En dat, waar ze hun woorden vergeten,
Het leven pas waarlijk begint.
Dit is een van de m.-i. best-gelukte versjes uit dit niet-pretensieuse verzen-boekje. Jacqueline van der Waals: Nieuwe Verzen (uitgever C.F. Callenbach, Nijkerk). - In een voorrede vertelt de schrijfster, dat zij zich verplicht acht haar eigen naam onder haar werk te zetten, niet een pseudoniem. Nu, dat is heel ruiterlijk gedacht. Maar, was ze óók verplicht het uit te geven? Zijn dit niet grootendeels veel meer versjes voor een bewonderenden familie-kring, omdat ‘ze het zoo mooi of zoo aardig kan,’ dan voor het groot publiek, - temeer nog omdat ze het karakter dragen van een zeer áparte levensrichting op godsdienstig gebied? Dat versje b.v. van Jaap met dien gekleeden jas is beneden alle critiek. Maar er zijn er óók betere, gelukkig. Liefde's ééne Onsterfelijkheid, door H. Fielding, vertaling van Felix Ortt. (Scheltens en Giltay, Amsterdam). Vertaalde boeken kunnen wij slechts, als | |
[pagina 405]
| |
zij daartoe belangrijk genoeg zijn, uitvoerig bespreken. Het hier vertaalde romannetje handelt, om met den vertaler te spreken, over: ‘de liefde, die man en vrouw verbindt tot één vleesch en eene ziel’. Het is geschreven in een overdreven onnatuurlijken toon. Overheersching en vrijwording (Juli 1810 - November 1813), door Johanna W.A. Naber. (H.D. Tjeenk Willink en Zoon, Haarlem). Jammer, dat de schrijfster een zoo drogen geschiedenis-toon aanslaat, daardoor is de lezing van haar stuk historie wat vermoeiend, juist voor hen wien ik zoo gaarne zulke boeken als dit aanbeveel, die mij zoo dikwijls schrijven: Kunt U mij niet een of ander werk noemen, dat over geschiedenis en historische personen handelt? - De vele illustraties, die het boek sieren, maken het aangenaam voor het oog. Een in alle opzichten aanbevelenswaardig boek, ‘nuttig’ in den goeden zin. Inwijding door C. Vosmaer. (Martinus Nijhoff, den Haag). Voor het éérst van dit overbekende boek een goedkoope druk, namelijk ingenaaid 90 ct. en gebonden f 1.20! Als men nu daarbij bedenkt, dat de druk en de uitgave keurig is voor zoo lagen prijs, dan moet men den uitgever dankbaar zijn. Welk een verschil déze taal en stijl, en die welke de Heyermansen en de van Deyssels in zwang brachten, en waarvoor het hedendaagsch Nederland zich ootmoedig buigt! Laat het tot een Vosmaer terugkeeren! De zon was al op haar helling naar het Westen, waar het licht viel gleden de stralen schuin over de gronden, over een boomgroep, een wit huisje, en een kleine campanila, de bergen werden blauwachtig aan de schaduw- en warm getint aan hun lichtzijde. Grootschheid lag over dat alles, getemperd door bevalligheid. Vergelijk de eenvoud, de heldere onopgesmukte zeggingskracht van zóó'n paar regels natuurbeschrijving met den gemaniereerden bombast waarin onze hedendaagsche ‘artisten’ natuurbeschrijvingen leveren, van bladzijden en bladzijden lang, hoe onbegrijpelijker, hoe mooier! En waarin, - Willem Paap zei het terecht in een door de Telegraaf openbaar-gemaakt interview - zelfs een Marcellus Emants hen reeds tracht na te doen, in plaats van zich zelf te zijn. De Lelie van ons Vorstenhuis, naar Caroline Atwater-Mason, vertaald door H.S.S. Kuyper. (Uitgever W.A. Daamen, den Haag). Dit boek draagt al de sporen van de eenzijdige richting, die deze juffrouw aanhangt, en waarmee zij te pas en te onpas te koop loopt. In het oorspronkelijk heet het boek A lily of France, maar, gelijk de vertaalster meedeelt, zij heeft zich méér vrijheden veroorloofd dan alleen met den titel. Het is een historische roman over Charlotte van Bourbon, de derde vrouw van prins Willem den Zwijger, en wanneer men nu bedenkt, dat eerst Caroline Atwater-Mason háár fantazie heeft gebruikt, dat toen juffr. Kuyper die fantazie weer heeft aangevuld of veranderd naar hare eigene inzichten, en dat eindelijk over het geheele verhaal den Kuyperiaanschen-calvinistischen tint van eigengerechtigheid is gespreid in zake geloof, dan vind ik het boek geen betrouwbaar historisch verhaal. In Österoos, naar het Zweedsch van Prof. Oscar Levertin, (uitgave G.J. Slothouwer, Amersfoort). Ziedaar weder een dezer tallooze vertalingen uit het Zweedsch, die veel beter onvertaald hadden kunnen blijven, omdat de inhoud voor ons land te weinig aantrekkelijk is, veel te veel verband houdt met ècht-Zweedsche toestanden, gebruiken, denkwijzen, welke ons reeds verouderd voorkomen, en waarvoor wij daardoor de belangstelling missen. In Zweden-zelf maakte het boek, blijkens vele recensieën uit de Bladen aldaar, een goeden indruk. ‘Het is’ - om met een dier recensies te spreken - ‘een roman waarin wordt aangetoond hoe kleinsteedsche toestanden en stilstand het jeugdige bruischende bloed matigen en iemands wil verslappen.’ ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
III. Jongelui-lectuur.Schoolleven, door Hester (uitgave van A.W. Bruna en Zn., Utrecht). - Smaakvolle uitgave, groote druk, plaatjes; los- en vlug-vertellend verhaal, voor jonge meisjes. De Sprookjes van Grimm, vertaald door M. van Vloten (uitgave van de Mij van goede en goedkoope lectuur, Amsterdam). - Aanbevelenswaardig denkbeeld, deze sprookjesuitgave in een tijd waarin het denkbeeld veel te veel wordt opgehemeld van enkel ‘nuttige’, ‘leerrijke’, en vooral schoolmeesterachtigwijze boeken voor jongeren de wereld in te zenden. Elk der wezenlijk zeer smaakvol, in een soort prachtbandje uitgegeven deeltjes van 60 blz., kost slecht 20 cts. - Waar ik lees, dat deze sprookjes zijn bijeenverzameld door N. van Hichtum, is het mij een raadsel hoe | |
[pagina 406]
| |
de inhoud ervan met hare ultra-nieuwerwetsche denkbeelden op opvoedinggebied is te rijmen.! Want de kinderen krijgen in bijna elk sprookje te lezen van ‘vierendeelen’, ‘levend in een vat stoppen’, ‘verbrand worden’, enz. enz.; alles tot straf voor boosheid en slechtheid. - Hoe Kees Zeeman werd, door J.W. Mets (uitgave van A.W. Bruna en Zn., Utrecht). - Op dezelfde smaakvolle wijze uitgegeven als het bovenbesproken boek van Hester, is dit verhaal er meer een voor jongens. Het is boeiend en luchtig van toon, en ik hoop dat het in vele jongens-handen komt, en menigeen die niet weet wat hij worden wil de wijde wereld doet ingaan, want ik houd het zeemansvak voor opvoedend en gezond naar lichaam en naar ziel. Als onze jongens meer zulke boeken lazen, dan zouden er heel wat minder flipperdassige, bleekneuzige, gehandschoende ‘artistjes’ uit hun groeien geloof ik, dan wanneer zij, zooals ik in de werkelijkheid bijwoonde, op hun tiende jaar al met Multatuli vertrouwd zijn.! Hualpa, de bruine Prins, uit het duitsch vertaald naar Franz Treller (uitgave van A.W. Bruna en Zn., Utrecht). - Alweder een zeer welverzorgde uitgave, die zich daardoor bijzonder eigent tot cadeau. Het verhaal speelt in verre streken, en herinnert wel iets aan de boeiende vertellingen van Aimard. De Krans, door Stella Mare (uitgave van H. Honig, Utrecht). - Onze medewerkster Stella Mare is onvermoeid in het schrijven van opwekkende, onderhoudend-vertellende jongemeisjes boeken, die wél het bewijs leveren, hoe zij met het wereldje dat zij beschrijft is vertrouwd, en er veel in heeft opgemerkt met meevoelenden blik, beide lief en leed. Daarom zal ook dit haar nieuwe boek zeker vele lezeressen vinden, die willen meebeleven met ingespannen belangstelling wat haar hier wordt verteld in prettigen verhaaltrant. En dan, welk back-fisch-hartje gaat niet open bij dat heerlijke prentje op blz. 233, waar een ‘hij’ en een ‘zij’ gearmd wandelen. 't Deed mij denken aan lang-vervlogen dagen, toen mijn jeugdvriendin dier dagen uit volle borst het haar zooeven eerst geleerde lied zong, te pas en te onpas: ‘Mein Leopold, mein Leopold, der ist ein schöner Mann, Wenn er mit mir spazieren geht, dann guckt mich Precies zóó verrukt-overtuigd van die waarheid kijkt ook déze jonge dame op tot háár ‘Leopold’, in dit geval haar ‘Jaap’. - Maar, laat ik niet uit de school klappen, liever hopen, dat velen zelven zullen willen genieten van de lotgevallen dezer kransgenootjes, wier kopjes op het omslag zijn afgebeeld. Kalender voor 't jonge volkje, door N. van Hichtum (uitgave van C. Bredée, 's Gravenhage). Een aardig vriendelijk schild voor een kinderkamer; bij de datums staan gezelschapspelletjes, raadsels, verhaaltjes enz. Ons Thuis (uitgave van L.J. Veen, Amsterdam). Dit tijdschriftje voor jongere kinderen werd reeds vroeger door ons aanbevolen. Voor ons ligt de afl. Nov. 1909, die er weder aantrekkelijk uitziet, o.a. bevat zij een aardig stukje van de bekende kinder-schrijfster A.C. Kuiper en een van Kath. Leopold, een lief verhaaltje, dat ik vooral daarom zoo goed vind, omdat het kinderen leert aan anderen te denken en niet gierig te wezen. | |
Niet voor nadere bespreking in aanmerking komende geschriften, brochures enz.Dr. M.W. Meyer, De Krachten der Natuur. Goedkoope uitgave afl. I (uitgave van W.J. Thieme, Zutphen.) Het Huis Oud en Nieuw, uitgave van C. Cuypers, Amsterdam. Afl. Nov. 1909. Wereldgeschiedenis, door G. Fuldauer in het Nederlandsch bewerkt. Afl. 20. Uitgevers-maatschappij Vivat, Amsterdam. |
|