ondernemingen is een ei, dat met Paschen driemaal snel om de kerk gedragen is.
Is het Groene-Donderdag dan gaan de vrouwen naar het bosch om ‘wachholder’ te plukken; met de takken van dezen heester vullen zij hun melkemmers, gieten er kokend water op en laten ze zoo eenigen tijd staan, waarna zij ze weder ledigen; zulk vaatwerk, bij het melken gebruikt, kan niet anders dan overvloedig met melk gevuld worden!
Om zich te beveiligen tegen besmettelijke ziekten, branden velen een kruis op de huisdeur met het brandende kaarsje, waarmede zij op Goeden Vrijdag uit de kerk kwamen - tenminste als het geluk hun te beurt viel het brandend naar huis te brengen, wat een goed voorteeken is.
Een brood, onderste boven op den schotel gelegd, is daarentegen een slecht voorteeken, want zeker zal de eigenaar in het volgend leven met het hoofd naar beneden worden opgehangen!
Niemand zal er aan denken op Allerzielen de vloer te wasschen, want dien dag zijn de dooden om ons heen en men zou hun het vuile water in de oogen spatten; evenmin zal een Rus op St. Jan of St. Ilin gaan baden of alléén in het bosch gaan, want op die dagen hebben de booze geesten bizondere macht over de menschen en zullen hun zeker leed berokkenen, wanneer zij niet heel voorzichtig zijn of zich aan eenig gevaar blootstellen. Dit vooroordeel tegen de laatst genoemde dagen is zoo algemeen, dat ik het zelfs onder ontwikkelde Russen heb aangetroffen.
In allerlei levensomstandigheden wordt de hulp eener ‘snaxarka’ ingeroepen en, zooals reeds vroeger gezegd, lang niet altijd om wel te doen of kwaad te bezweren, maar soms ook wraak te oefenen over ondervonden onrecht of beleediging.
Oud als de wereld is de jaloezie - en het meisje, wier liefde een jongeling versmaad heeft om een andere tot zijn uitverkorene te maken, spoedt zich naar de ‘snaxarka’ met geschenken, hetzij geld of een stuk linnen, weinig of meer naarmate zij sterker bezwering verlangt om des jongelings liefde te herwinnen; zij moet bijv. meer betalen, wanneer de tooverspreuk ‘over brood en water’ wordt uitgesproken, dat dan door allerlei listen den jongeling in de maag gespeeld wordt, dan wanneer de bezwering eenvoudig, ‘op den wind’ wordt gezegd, die haar dan verder moet dragen - wat veel zwakker uitwerking heeft! De bezwering, waarvan de aanhef voor alle gevallen dezelfde is, luidt dan gewoonlijk aldus: ‘...en ik zie in het veld een bakoven staan, daar knetteren en branden de berkenstammen, zoo fel en hel: zóó zal het hart van den geliefde branden van verlangen naar haar, zoodat hij zonder haar niet leven, niet slapen en niet waken en niet denken kan, noch brood en zout eten, noch water drinken. Zonder haar zal hij verdorren als de dag voor de zon, verbleeken als de donkere nacht voor de maan en der sterren-glans. Mijn woorden zijn waarachtig tot in Eeuwigheid. Amen.’
Niet waar, vindt men hierin niet terug het reiken van een liefdedrank bij de oude Germanen, zooals dit o.a. in de Siegfried-sage voor komt?
Hoe zelden komt niet een verloving tot stand, zonder dat de bruigom ook misschien al andere meisjes het hoofd op hol bracht, wellicht zelfs al trouwbeloften deed of beloften die daarvoor gehouden werden?! En dan valt er altijd kwaden invloed te duchten; dus daarom neemt men liever het zekere voor het onzekere en wapent zich hier tegen. Het jong-verloofde paar draagt voortaan een net onder hun kleeren, die zij overigens dicht steken met vele spelden, waarvan de koppen niet te zien mogen zijn: de kwade geest, die hen benadeelen wil, moet dan toch eerst al die spelden zoeken en de knoopen van het net losmaken voordat hij hun lichaam kwaad kan doen! Bovendien zullen zij over geen drempel treden zonder het teeken des kruises te maken, om den wachtenden demon te bezweren.
Op de bruiloft wordt natuurlijk ook de toovenaar genoodigd, die steeds om en bij het jonge paar blijft, hun voortdurend met een lint toewuivend onder het geprevel van spreuken, waarvan het aantal en de kracht in verhouding is tot de belooning, die hij er voor krijgt.
Treedt het bruidspaar uit de woning, dan wordt er met een brandend hout een kring om hen heen getrokken om de kwade geesten van hen te weren, iets als de ook elders bekende toovercirkel - en toch zit menige bruigom met een bedrukt gezicht in de kerk, want hij weet wel, als hij een ander meisje soms bedrogen heeft, welke vervloeking over hem is uitgesproken en siddert reeds om de gevolgen.... ‘en ik zie een zwarten stroom en daarop varen in een kleine boot een duivel en een duivelin, een boschsater en een nimf;