II. Het ‘kleine’ van den Hollander.
Waar ik dikwijls meê te kampen heb, is het ‘kleine’ van den Hollander! Zuinigheid en het zich branden aan koud vuur kenmerken ook den Hollander, maar, het kleine, het benepene, kijk, dat kan me soms zoo nijdig maken. (Ik behoef zeker niet te zeggen dat ik hier generaliseer).
Vooral deze week heb ik me over dat kleine geërgerd, zóó geërgerd zelfs, dat ik de persoon in questie niet meer wilde zien of spreken. 't Gold het comediestukje l'âne de Buridan veertien dagen geleden, alhier voorgesteld door de ‘tournée Baret’.
Tot twee à drie keer toe, zei de persoon in quaestie, dat 't was een onzedelijk stuk, geenszins geestig enz. enz. en dat hij 't zich niet kon voorstellen, dat we ons er dood om gelachen hadden.
Om zulk een stuk te maken, moet men zeker Franschman zijn, daar zijn Hollanders te vervelend en laat ik nu eens het woord degelijk in slechten zin nemen, te degelijk voor! En onzedelijk? Zien ze dan niet, dat juist in het geestig overdrevene de quintessens steekt? Ze moeten niet al die bijdingen opletten, maar laten ze nu voor oogen houden dat ééne, dat overdrevene, dat boven alles uitsteekt, het alles belachelijk maken van de liaisons, van de liefde en laten ze óók opmerken dat jonge meisje, Micheline, dat juist het grootsche laat vooruitspringen, de tot alles in staat zijnde, groote liefde - - - - en - ze hebben opgemerkt, wat de auteurs ons wilden geven, niettegenstaande hun humor en satire en hun belachelijk maken van de liefde.
Maar dat kan een Hollander niet, dat strookt immers niet met zijn karakter; langs omwegen beziet hij de hoofdzaak, gaat niet er flink op aan.
Nog iets. Ik heb een heel goede kennis, een vrouw, zij is een hevige vereerster van een bekende actrice hier, een ware artiste. Zij spreekt genoemde artiste dikwijls en vraagt aan mij, hoe haar particulier leven is. Toevallig wist ik uit goede bron, dat zij er een amant op na hield, ik vond dat heel gewoon, maar zij niet.
Zoo langzamerhand echter was ze er al een beetje aan gewoon geraakt, doordat ik haar overtuigd had.
Nu een poos geleden, vroeg ze me of ik er nog iets meer van wist over haar leven, want ze wilde de actrice dan doen voorkomen dat ze eigenlijk alles wist.
En dàt kon ik niet meer hebben en toen zei ik haar: ‘Maar, Marielief, je vereert haar om haar gróóte kunst, zeg, wat kan jou dan haar particuliere leven schelen?
Tracht steeds voor oogen te houden, dat grootsche, en mooie, dat ze je te genieten geeft, als je haar ziet spelen en dring niet verder door in kleinigheden!