uitziend burgerheer, boekhouder aan eene groote instelling in de stad, - een leuk, zeer tevreden vollemaangezicht met mooi wit haar en bakkebaarden. Naast hém weer een dame, oogenschijnlijk zich nog niet erg thuisgevoelende onder deze luidjes. Door anderen had ze gehoord van mooie, wonderbaarlijke lichtverschijnselen en andere interessante dingen, die geregeld ten huize van den slager op séances werden waargenomen, en vurig, jong spiritist had ze dan ook niet gerust voor ze een invitatie kreeg. 't Had nog al moeite gekost, want de brave menschen vormden zoo hun eigen kringetje en vreemden er bij - daar hadden ze 't niet erg op. Doch de aanhouder wint - Zij, mevrouw Berg, nog aan 't begin van haar spiritiesche loopbaan, vol ijver voor de goede zaak, verlangde steeds meer bewijzen. Zeker, ze geloofde er stellig aan, maar mooie, bijzondere verschijnselen - och, je las en hoorde er zooveel van en zelf ondervondt je zoo weinig. - En dan kwam telkens weer de twijfel, en vroeg je ziel om meer, om beter, sterker bewijzen.
Naast 't jonge vrouwtje, 't ging geheel volgens voorschrift, om en om, een mannelijk element, heel min burgermannetje, - ondergeschikte van den grijzen vollemaan, maar een, die niet gemist kon worden, want, zie je, hij was een sterk magnetiseur en dan zijn beide dochters, ook aanwezig, dát waren de eigentlijke sterren voor den avond; beiden sterke mediums, kolossaal groote mediums zelfs. Een van die twee meisjes zat dan ook naast papa, vóór haar, in afwachting, eenige vellen schoon papier, benevens een keurig geslepen potlood. Ze was ziend, hoorend, sprekend, slapend maar ook schrijfmedium! Naast dat meisje een schoonzoon van den heer Huisker en tusschen dien en den heer des huizes de andere blondlokkige schoone, van avond rustend medium, want ze was niet al te lekker en mocht dus maar alleen in den kring aanzitten.
Eenige toeschouwers in een' hoek maakten het gezelschap voltallig. Daar hadt je de huisnaaister, een geloovige, - de getrouwde dochter des huizes, een ongeloovige - verder een klein, gebocheld wezentje, luisterende naar den naam van Naatje Vink, - een heel gewichtig personage in 't oog van velen, want ze was zondagschooljuffrouw en als zoodanig had haar een dominee streng verboden, ooit meer aan séances mee te doen, als zijnde uit den duivel, op straffe anders van haar eervol baantje te worden ontzet.
Zij, ook al weer een buitengewoon medium, deed dus niet mee, doch vergenoegde zich met een heel gewichtig gelaat toe te kijken.
En dan, in den anderen hoek voor de piano, zat Lientje, het bleeke, twaalfjarig jongste dochtertje van 't echtpaar Huisker, ook al kalm in afwachting.
Nog bleef het stil, heel stil. - Het wat getemperd gaslicht gonsde, - vanaf de straat drong rumoer en gerij naar boven, - de pendule tikte zacht, bijna onhoorbaar, verder geen geluid - voelbare stilte.
‘'t Duurt lang’, fluisterde plots een schorre stem, als 't ware schrikkend van zijn eigen geluid. - ‘Ja, ik begrijp er niets van’, antwoordde een ander, blij zich eens even te kunnen uiten, - ‘anders komt er dadelijk wat,’ sprak met een' zijdelingschen blik naar de vreemde dame no. drie, en terstond richtten meerder oogen zich op 't bleeke, ernstige gezicht van de vreemde.
‘Zou dié soms onzen avond komen bederven?’ was duidelijk op aller gelaat te lezen, maar de monden zwegen verder en allen namen hun gewone houding weer aan.
‘Voel je al wat, Marie?’ waagde de heer des huizes te fluisteren tegen het medium. ‘Ja, wel iets,’ antwoordde het meisje, ‘'k merk al een kouden wind om mijn hoofd, 't zal aanstonds wel komen.’
De gezichten klaarden op na deze woorden van het orakel en met moed wachtte men de dingen af, die komen zouden...
Daar bewoog de tafel, - eerst een zachte golving, daarna sterker en toen bonkte ze met tamelijk veel kracht driemaal op den grond.
Ontspanning op aller trekken - Ha!, nu zou je 't hebben, zie je wel, en ze wisten ook al dadelijk, wie daar kwam - Juffrouw Bosch, natuurlijk! Bom, bom bom, zei vroolijk de tafel.
‘Ja, dat begrepen we wel,’ antwoordde blij de slager en keek triomfantelijk in 't rond en al de gezichten van de vrienden lachten mee.
‘De éérste, die bij ons altijd op de steanse komt, is juffrouw Bosch.’ Deze juffrouw is vroeger naaister geweest en een heel gelukkige geest,’ verduidelijkte hij zich aan mevrouw Berg, die eenigszins verbaasd de vroolijke luidjes rond haar aanschouwde.
‘Zeker een oude kennis van een van U?’ informeerde ze.
‘Nee, geeneen van ons hebben haar gekend, maar stil’ - de tafel werd ongeduldig en