Dan laat ik u los. Maar even wil ik u nog in het oor fluisteren, dat Johan Strauss, zelfs al had hij niet de heerlijke opérettes ‘Die Fledermaus,’ ‘Der lustige Krieg’ enz. geschreven, véél grooter kunstenaar is dan alle ‘ernstige’ componisten van Holland tezamen. Reeds door zijn walsen alléén.
Atjuus! ernstige muzikanten. O ja, weet ge wel, dat o.a. Wagner de dansmuziek van Johaun Strauss zéér hoogschatte? Wist ge 't?
Dag, soi-disant kunstenaars!
* * *
De heer Philip Kruseman behoeft er zich dus volstrekt niet voor te schamen, dat hij zijn muzikale loopbaan is begonnen met het componeeren van een wals.
Hij had ‘ernstiger’ kunnen doen. Hij had bijvoorbeeld kunnen aanvangen met het samenflansen van een opera, die zich dan vriendschappelijk zoû hebben gevoegd bij de twintig of dertig gevallen Hollandsche opera's, die onze vocaal-dramatische kunst reeds ‘rijk’ is.
De heer Kruseman is echter, gelukkig, bescheidener geweest.
En hij heeft een wals gecomponeerd, die, zooals men dat zegt, er zijn mag.
Nu ja, ‘grand'chose’ is het dingske weliswaar niet. Het is geen wals, die inslaat en die een geweldigen opgang zal maken. Er stroomt geen ‘Wiener Blut’ in. Doch het ding is vlot en vaardig geschreven; de - veeldeels diatonische - melodie is van goeden huize, ook al toont ze zich wat te veel in négligé-gewaad. De wijze, waarop de verschillende deelen aaneengeschakeld zijn, getuigt van gevoel voor logiek en van snel inzicht in zake aanpassingsmotieven. By the bye - dat alles is toch werkelijk niet gering voor eerstelingswerk.
Onze jonge componist wake echter tegen verschillende gevaren.
In de eerste plaats schuwe hij voortaan straf diatonische melodieën. Het veld van variaties is te dien opzichte immers te begrensd, zóó begrensd, dat men alle kans heeft, in het zog van bekende voorgangers te varen. En inderdaad wekt deze wals de gedachte aan reminiscensiën op. Ze zoû, om maar wat te noemen, ‘Jugendwerk’ van Rodolphe Berger kunnen zijn. ‘Pour le besoin de la cause’ voeg ik daaraan toe, dat niemand ter zake aan bewust plagiaat heeft te denken.
Dan vermijde hij voortaan de diverse trucs van het vak. Trucs zijn bijvoorbeeld die orgelpunten temidden van muzikale phrases. Ofschoon ik niet beschik over notenschrift, zal ik den lezers mijn bedoeling duidelijk trachten te maken - de componist zelf zal me denkelijk reeds dadelijk begrepen hebben. -
Kijk eens, de wals is geschreven op een gedichtje van Georges Millandy, waarvan ik hieronder de eerste acht regels overneem, daarbij de lettergrepen cursiveerende, waarop, in de muzikale verklanking, een orgelpunt valt, gevolgd door een rustteekentje.
Voici déjà venu le jour....
Qui nous surprend de ses feux;
Nu vin-je dien truc van dat orgelpunt, gevolgd door een rustje, in tientallen walsen terug. En nu is het verlokkend bespottelijke van dien truc, dat men gedurende zijn verschijnen allerlei malligheden kan zeggen. Bijvoorbeeld:
‘Nous avons fait.... geloof er geen steek van, hoor!.... un rêve.’
Of, in noten:
‘Si la si do.... waarom gaat de muziek niet gewoon voort?.... la sol fa.’
De eerste, die dat orgelpunt-rustteekentje gebezigd heeft temidden eener walsphrase, was, geloof ik, alweêr Johann Strauss. Doch deze schepper der ‘geflügelte Walzer,’ deze walsenkoning mocht zich, bij zijn schitterende melodische en rhythmische vondsten, vrij eenige caprices veroorloven - caprices, die, overgenomen of nagebootst door heeren navolgers, gauw veranderen in.... bêtises.
Dan nog een raad: als de heer Kruseman later weder eens een ‘valse chantée’ schrijft, zorge hij er voor, een goed gedicht en geen slecht proza te kiezen.
Het gerijmel van Georges Millandy is eenvoudig-weg beneden alle kritiek. Te oordeelen naar zijn banaliteit, zijn taalbarbarismen - de man ‘maakt’ o.a. een droom! - en zijn gruwelijke rhythmische fouten, ben ik er na aan toe, te gelooven, dat het ‘gedicht’ is gemaakt op de muziek, instede van omgekeerd. Dat nu is wèl ‘Spielerei.’
De heer Kruseman worde niet mistroostig door mijn op en aanmerkingen. Indien ik in hem geen ontluikend talent, zij het dan ook niet van den hoogsten graad, zag, zoû ik er niet aan denken, zooveel woorden aan de bespreking van zijn werkje te besteden. Er