De Hollandsche Lelie. Jaargang 23
(1909-1910)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIngezonden stukken.
| |
[pagina 314]
| |
Daaruit kan ik maar één gedachte halen: n.m.l. dat een Innocentius VIII, een Alexander VI en dergelijke fijne heeren die een schande geweest zijn voor de Apostolische stoel volgens de tegenwoordige Roomsche opvatting toch als Christus op aarde en 't onfeilbaar hoofd der Kerk waren; toen der tijd had de Katholieke Kerk deze opvatting zeker niet; maar 't Concilie stond boven de pausen, nu niet meer; en dat is afwijken van de Katholieke leer naar mijn meening. Regina noemt mij een vijand der Katholieke kerk, zulke vijanden zijn er altijd geweest, en zij hebben de Katholieke kerk, hun kerk, meer lief gehad dan al die millioenen onverschilligen, die niet anders Katholiek zijn geweest dan door hun afkomst, of 't bleven, omdat hun bedrijf en familieomslandigheden hen aan de kerk vasthielden; die ondervinding doet een ieder tastbaar op, die veel verkeert in de Roomsche landen bij uitnemendheid zooals Italië en Spanje. Laat ik nog een paar mannen noemen die hun leven hebben opgeofferd voor hun kerk, die zich volgens de heerschende macht van de Katholieke kerk tot haar vijanden hebben gemaakt. Paus Clemens XIV (14), een der eerwaardige figuren op de Pauselijke stoel, hief in 1774 op de plechtigste wijze ten eeuwigen dage de orde der Jezuiten op, door zijn bul Dominus ac redemptor (Kerk en Secte de Jezuitenorde door pater Ermann S J. pag. 55); de heerschende macht in de kerk verklaarde hem tot vijand, en door welke omstandigheid is onbekend, maar enkele dagen na de opheffing der orde stierf hij plotseling aan een onbekende ziekte. Zijn opvolger stoorde zich niet aan het pauselijk edict van zijn voorganger (Pater Ermann zegt, 't heeft ook niets te maken met onfeilbaarheid) maar herstelde de ten eeuwigen dage opgeheven orde wederom. Dan Quesnel de beroemde schrijver van het bekende werk les Reflexions morales; het werk werd veroordeeld en Quesnel als een vijand uit de kerk gestooten: Ziehier een der stellingen die in zijn werk veroordeeld werd: ‘Stelling 85. ‘Het lezen der H. Schrift en bijzonder het Evangelie den Christen te verbieden, is den kinderen des lichts 't gebruik van het licht verbieden, en hun doen onderstaan een zeker soort van excommunicatieGa naar voetnoot*). Genoeg namen zou ik aan de beide genoemde kunnen toevoegen; wie kent niet bij name, als hij de beweging in 1870 heeft beleefd, Friedrich, Döllinger, Reinkens, en uit den laatsten tijd professor Schell: al die mannen hebben voor het feit gestaan hun overtuiging prijs te geven, of te worden gestooten buiten de Kerkelijke gemeenschap. Noem ik enkele erkende vrienden van de Roomsche Kerk zooals de beruchte Escobar (zie Lettres provinciales van Pascal) en Alfonso de' Liguori, door Paus Pius IX in 1871 tot onvoorwaardelijk gezaghebbend kerkleeraar benoemd: dan zijn dat mannen geweest, waarvan tallooze Katholieke godgeleerden getuigd hebben, dat zij met hun geschriften de Katholieke kerk geen dienst hebben bewezen. Regina en ik beschouwen de Katholieke kerk verschillend: ik zou haar 't liefst zien zonder zucht naar wereldlijke en politieke macht, zonder rozenkransen, aflaten, scapulieren, reliquiententoonstellingen; waren die er niet geweest, we zouden geen Hervorming hebben gehad, en de kerk van Christus was wellicht nog onverdeeld op aarde. Regina denkt er anders over, ik wil haar overtuiging respecteeren; gevoelskwesties kan men niet zakelijk noch wetenschappelijk beredeneeren. Hoogachtend, UEd. dw. dn. C.A. VAN GREUNINGEN. |
|