Zeker voor een ménsch iets vreeselijk duidelijks, maar voor een hond een even onbegrijpelijk iets en ik dacht, dat dit nu zeker zou zijn, waar mijn moeder het dikwijls over had: de supérioriteit van den mensch boven het dier.
Bleek trouwens heel duidelijk uit mijn gebroken pootje!
Dàt is nu zeker het groote verschil tusschen verstand en instinct, dacht ik. Neen, neen, nu zag ik het duidelijk: mijn moeder had ongelijk als zij beweerde, dat het woord ‘instinct’ voor de menschen net zoo duidelijk was als voor mij het woord ‘episcopophobie’!
Het roepen duurde intusschen zóó lang dat de honger en dorst mij heel erg begonnen te kwellen en mij half dol maakten. Slapen geeft in zulke omstandigheden véél verlichting; daarom sliep ik maar veel; maar op een keer ontwaakte ik in een schrikkelijken angst: het scheen alsof de stemmen, die mij riepen, heel dicht bij waren, daar, dáár, op denzelfden zolder!
En zoo was het! Het was Saddie's stem.
Zij schreide en snikte, aldoor mijn naam roepende, de arme kleine, en ik kon mijne ooren bijna niet gelooven, mijn blijdschap was té groot, toen ik haar hoorde zeggen:
‘Kom weer terug, liefje, toe, kom weer terug, en vergeef ons: 't is alles zoo droef in huis zonder onze lieve’...
Ik antwoordde met een geblaf vol dankbaarheid en het volgende oogenblik riep Saddie luidkeels, terwijl zij struíkelde over den ouden rommel op den zolder, het heele huis bijelkaar.
‘Ze is terug! Ik heb haar gevonden! Hoerah!’
En ze nam me in haar armen en vroeg - en er was streeling zelfs in haar stem - ‘Ril je van bangheid of van pijn? Kom mee, Darling, naar je kleintje.’ En toen nam zij me mee naar beneden en ze streelden me en gaven me lieve naampjes - die kon ik begríjpen door den toon van warmte die er in trilde - en ze drukten me half dood mevrouw, de kinderen en de bedienden.
Maar mijn mééster trok zich niets van mij aan.
De dagen, die toen volgden, waren heerlijk, goddelijk!
Mevrouw Gray en al de huisgenooten, ze bedierven mij niet, neen, zij aanbaden me letterlijk. Mijn bedje scheen hen nooit mollig en mijn voedsel nimmer lekker genoeg, en mijn ziek pootje werd verbonden en verzorgd!!!
Er was geen wild, geen lekker hapje, geen snoeperijtje, geen nieuwigheidje waarvan men mij niets gaf. Iederen dag vertelde men de bezoekers en de vrienden van mijn ‘heroïsme’ - dat was de naam voor wat ik gedaan had en wat zoo iets moet beteekenen als ‘apicultuur.’ Ik herinnerde mij, dat mijn moeder het woord op een goeden dag gelanceerd had voor een heelen troep honden en het toen zóó had uitgelegd, maar... zij had er niet bij verteld wat ‘apicultuur’ beteekende, behalve dat het synoniem was met ‘incandescence’... Waarop allen het begrepen.
En zoo vertelde mevrouw Gray en Saddie wel een dozijn malen per dag aan anderen, dat ik mijn leven gewaagd had om de baby te redden en toonden mijn brandplekken als bewijs; ik ging dan van hand tot hand en men liefkoosde mij, terwijl de oogen van mijn meesteressen schitterden van trots en dank. En dan, wanneer, de bezoekers vroegen, waarom ik mank liep, schenen zij erg beschaamd en verlegen te zijn, en gaven het gesprek handig een andere wending; maar, als men aanhield en opnieuw vragen deed, dan leek het alsof haar oogen befloerst werden, net alsof zij zouden gaan schreien.
Dat vond ik gek. Maar... 'k ben ook maar een hond, al is het dan een protestantsche, en, lezeres, ge weet heel goed, honden hebben maar ‘instinct’. Zie je, nu ben ik weer een kind van m'n moeder: 'k zég het woord wel, maar snappen doe ik er niets van.
Toen de vrienden des huizes, een twintigtal van de meest voorname lui, op een dag weer terugkwamen, bracht men mij in het ‘laboratorium’ en redetwistten zij over mij alsof ik een onbekend luchtverschijnsel was. Een van hen zei, dat het wonderlijk was om in een redeloos dier zulk een staaltje van instinct te zien, en dat het bijna verstand was. Maar de meester antwoordde met vuur:
‘Er, valt niet aan te twijfelen. Het is verstand, Hoeveel menschen, die, evenals gij en ik, bestemd zijn voor een betere wereld, toonen minder waarachtig verstand, dan die stomme viervoeters, bestemd om te verdwijnen, als hadden zij nooit geleefd; sans phrase’.
Hij lachtte en ging voort: ‘Neen, neen, het is verre van mij ironisch te zijn; ik meen het. Kijk ik zelf eens: met al mijn