in het hertogelijk residentieslot op den 15 November 's avonds 8 uur. Maria, spreek dan toch! Is het niet heerlijk?’
‘Mijn kleine lieveling!’
Vlug liet Trudi de kaart op tafel vallen en vloog naar haar zuster en omarmde haar innig.
‘Maria,’ fluisterde ze zachtjes, ‘ach, arme Maria!’
Zacht legde deze haar hand op Trudi's mond.
‘Stil, stil, mijn lieveling,’ zeide zij mompelend en streek over het blonde kopje - ‘ik verheug mij zoo voor jou!’
‘Ik ook. Maar dan denk ik weder, ik ken zoo weinig menschen, de jonge heeren in 't geheel niet, en het is toch mijn eerste echte bal!’
‘Schep je daar geen zorgen voor, mijn hartje! Je zult wel bekenden vinden en je amuseeren!’
‘Ja, dat hoop ik eigenlijk ook wel, en dan Maria, iets heb ik toch in elk geval, ik zie de hertogin, die zoo bijzonder vriendelijk - o ja, men moet zeggen ‘gnädig’ was, en dan - nu werd de stem een terts hooger - ‘prinses Alexe! Nee, Maria, zoo iets liefs kun je je niet indenken, misschien alleen, als je wist hoe lief je zelf bent.’
‘Ja, ja, dit weet ik wel, kleintje!’
‘Ja, ik heb je dit wel duizendmaal gezegd, maar het helpt niet, je moet het altijd weer hooren! Daar komt vader thuis! Ik moet gauw naar hem toe om de geschiedenis kersversch te vertellen!’
‘Laat hem toch eerst bovenkomen. Hij komt toch altijd bij mij op dezen tijd, ik vind het grappig je aan te hooren!’
Geduldig ging Trudi weer naast de zuster zitten en wierp van tijd tot tijd een smachtenden blik naar de mooie kaart met gouden rand, waarop het hertogelijk wapen en een afbeelding van het slot prijkten. - Eindelijk, eindelijk riep een krachtige stem aan de deur: ‘Goeden avond, geliefde kinderen!’
Daar was de vader, en Trudi keek als altijd bewonderend en liefdevol naar de groote gestalte op, die nu naar Maria ging en met zachte stem vroeg:
‘Hoe gaat het je, mijn hartedief?’
Met Maria spraken alle menschen zacht en stil.
‘Trudi,’ wendde hij zich snel tot zijn kleine lieveling, die plechtig met de kaart naar hem toekwam, ‘voor jou heb ik een verrassing. Collega Bothmer vertelde mij zoo even, dat in de volgende week het eerste hofbal is!’
‘Die collega Bothmer!’ pruilde Trudi. ‘Wat hoeft hij u dit te zeggen, terwijl ik de verrassing voor u had - hier is de uitnoodiging!’
‘Daarvoor moet ik gaan zitten!’
Achter haar vader staande, genoot Trudi nog eens den inhoud van het kostbaar dokument, dat haar de entree opende voor de ridderzaal van het slot.
‘Kan je dansen, kleintje?
“Maar papa! - Ik die op kostschool het beste walste, ik die zoowel als heer en als dame dansen kan en bovendien...”
“Nu als heer zal je waarschijnlijk op het slot niet behoeven te dansen.”
“Ja, papa, maar dit zeide ik om u te overtuigen, hoe goed ik het kan.”
“Nu, we zullen zien! En dan de gewichtige vraag: Wat trekt het kind aan? Het moet toch iets lichts, luchtigs en duns zijn!”
De geheimraad keek bij deze woorden hulpbehoevend om.
“Ja zeker papa! En de goede naaister die mevrouw Bothmer mij aanbeval voor mijn winterjapon, zal mijn - hofbaljapon maken, en ik zal dapper meehelpen. Het toilet zal mooi worden en - goedkoop” voegde ze er geruststellend aan toe.
“Ja, hoor eens, kleintje, je moeder heeft voor je nette, witte neteldoeksche jurken, welke mij, eerlijk bekend, altijd beter aanstonden dan alle anderen, nooit veel uitgegeven. Maar voor het slot zal het wel wat extra's moeten zijn. Kijk, Trudi, dit geef ik je met pleizier. Meer kan ik je met den besten wil niet geven. Hier, meisjelief!”
Hij drukte Trudi drie blanke 10 markstukken in de hand. De kleine rekte zich uit om hem om den hals te vallen.
“Liefste vader, ik dank u wel. Morgen vroeg, zoodra ik klaar ben, ga ik er op uit en koop mijn hofbaltoilet.”
“Een zoo gewichtig persoon gaat men het best uit den weg,” zeide de vader lachend en ging zoo haastig de kamer uit, alsof hij vluchten moest.
Den volgenden morgen zag men een kleine gestalte het huis uitgaan, die het hoofd in de lucht stak, maar dit was in werkelijkheid slechts om te verbergen dat het hartje zoo onrustig klopte.
“Het bevalt me niets zoo alleen uit te moeten gaan! Had ik maar iemand die mij een beetje kon helpen uitzoeken! Doch nie-