Varia.
Historisch.
De eerste schoone lentedag had de groote wereld te Weenen naar buiten gelokt, om te genieten van het jonge groen en de verkwikkende lucht.
Zoo ook Keizer Jozef II van Oostenrijk met groot gevolg.
Bij thuiskomst werd nog een poos verwijld in den slottuin, waar de verlichte keizer, een ernstig gelaat toonend, hier en daar met een hooggeplaatste 'n praatje maakte, toen hij, eensklaps opvroolijkend, tot algemeene verbazing een jongen man naderde, met een bleek uiterlijk en een zachten glimlach op de lippen, en gekleed in een eenvoudigen bruinen rok, die met geen enkele ridderorde versierd was.
Jozef knikte hem toe en bood hem de hand. In plaats van de keizerlijke hand, zooals de étiquette dit eischte, aan de lippen te drukken, schudde de jeugdige man die hartelijk, als ware de keizer zijns gelijke.
Ziedaar onze jonge maestro Mozart, riep de keizer vroolijk. Zijt gij herwaarts gekomen, om ook de nachtegalen in den slottuin uit Uwe ‘Ontvoering uit het serail’ te leeren zingen? Is het U niet genoeg, dat alle menschen ze zingen en neuriën?
De hemel beware mij, Uwe Majesteit, ik zou veeleer van de nachtegalen willen leeren, en de hemelsche muziek van hen afluisteren, die hun van nature eigen is.
Zacht legde de keizer zijn hand op Mozart's schouder en zei: Mozart heeft niet noodig van de nachtegalen te leeren. God heeft een rijkdom van hemelsche melodiën in zijn borst gelegd, hij behoeft slechts zijn pen op te nemen en ze op het papier te brengen. Uwe Ontvoering uit het oog Gods - maar neen, gij ziet, dat ik een echt Weener kind ben, die mij gaarne van de schertsende taal der burgerij bedien. Zeg mij, welke van uwe beide werken heeft U meer moeite gekost, de Ontvoering uit het sérail of die uit het oog Gods!
[Toen Mozart n.l. zijne opera ‘De Ontvoering uit het sérail’ voor de eerste maal te Weenen gaf, schaakte hij na de voorstelling, zijne Constance uit het huis harer moeder, die zich tegen hunne liefde had verklaard, en bracht haar naar eene vriendin, in wier huis, nadat de verzoening tot stand kwam, de verloving plaats had. Het huis, waarin Constance met haar moeder woonde, heette het oog Gods, en de Weener burgers, die Mozart's levensgeschiedenis even goed kenden als zijne opera, plachten deze schertsenderwijze, de Ontvoering uit het oog Gods te noemen.]
‘Waarachtig, Sire’, riep Mozart lachend, die uit het oog Gods. Het heeft veel tranen, zuchten en gebeden gekost, alvorens ik dat werk tot stand bracht.
Nu, gij hebt het toch klaar gekregen, dus twee ontvoeringen te gelijk!
De eene na de andere, Sire! Eerst het werk, dat ik in mijn notenboek onder den arm droeg, en daarna dat, hetwelk in mijn hart zat.
En beide zijn goed geslaagd, ik wensch U daarmede van harte geluk! Ik bewonder Uwe Ontvoering uit het sérail. Het is eene schoone opera, slechts wat te veel noten.
Juist zooveel als er noodig zijn, Sire, riep Mozart levendig.
Jozef glimlachte. Ik wil het niet tegenspreken, zeide hij, gij hebt er natuurlijk meer verstand van dan ik. En daarom heb ik U ook mijne sonate gegeven, om die in te zien, en er mij uw oordeel over meê te deelen. Ik ben zeer verlangend dit te weten, heer kapelmeester.
De sonate is wel goed, Sire, sprak Mozart aarzelend, maar, ging hij haastig voort, hij, die ze vervaardigd heeft, is toch nog veel beter. Uwe Majesteit neme het mij niet kwalijk, wanneer zij er een paar vensters in aantreffe, [onder vensters verstond Mozart de door hem doorgehaalde plaatsen].
De keizer lachte. Dus ook te veel noten? Gij oordeelt over mijne sonate zooals ik over uwe opera. Alleen is uw oordeel in deze zaken veel competenter dan het mijne, en gij zult wel gelijk hebben. Bezorg ons maar spoedig een nieuwe opera, doch weder iets vroolijks en luchtigs. De muziek moet het hart vervroolijken, niet bedroeven. Adieu!
J.H. DIBBETZ.