De Hollandsche Lelie. Jaargang 23(1909-1910)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Gedachtenwisseling. Aan Mevrouw v. Roggen-Blomhert, Nijmegen. Mevrouw, Herinnert U zich die zegenrijke dagen, - Toen 'k U, voor 't eerst ontmoeten mòcht? - Toen U van mij een boek kwam vragen En 'k U, een zieke vink verkocht? Zoo zie ik U - na twintig jaren, De tweede maal; tot mijn behagen, De Freule om een plaatsje vragen En U aan 't Vrouwenvraagstuk wagen. De draad die door Uw leven gaat - Ontwikkelt dus in regelmaat! Want, of 't een vink is of een vrouw Het ‘essenciëele’ blijft ge trouw. Het antwoord, op hetgeen U schrijft, Wàt voor de vrouw te vragen blijft? Hebt U dus zelf reeds voorgehangen: Voldoening van haar zielsverlangen. In overoude tijden, Toen er geen luchtschip bestond - Zat zij zoo echt gezellig, Met man om de kachel rond. Maar na het vinden van 't luchtschip Is 't huiselijk leven uit. Klein en groot stroomt naar buiten, En de vrouw - beklaagt zich luid! Maar hòe zij klaagt! - En wat zij vraagt, Hier blijft de heele zaak om hangen: Voldoening van haar zielsverlangen! Al vliegt zij straks, het luchtruim door - En raakt den man in kennis voor, Geloof het niet, dat 't haar voldoet; - Zoomin als thans de mooiste hoed! - In overoude tijden, - Toen er geen luchtschip bestond, Was het zoo echt gezellig Zoo langs de kachel rond. Al dat rijke - al dat vertoon, Voorzeker - 't is wel heerlijk schoon, Maar ach - het schoonste meubelstuk - Geeft ons nog voor geen cent geluk! [pagina 172] [p. 172] Het is een misverstand der dagen Naar al wat mooi is te gaan vragen; ‘Comfort’ verzwakt, - En drank, verknakt! Van den avond tot den morgen - Niet slapen van de zorgen. Om geld en goed, - Om ééne - enkele hoed? Om één glas drank - Verpest van stank, Den heelen dag te slaven - Je half uit 't lid te draven? ‘Gelijke rechten voor man en vrouw,’ - Niemand die dàt niet hebben wouw! Maar in een wèlgeordend huis, - Zit 't vrouwtje thuis! Vlieg vrij het hééle luchtruim door, Kijk elk nestje rond, - Waar 't wijfie zit te broeien, Dáár is 't alleen gezond! Dat wéét U toch ook wel, Mevrouw, Uit Uw kanariekouw; Gelijk U het zei: God schiep de vrouw, Voor den man tot gezelschap en trouw. Méér niet! En ook niet minder; De vrouw als Moeder voor de kinder, En àl-wat daar afwijken poogt, - Verdroogt! ‘Maar een huis kost zooveel geld. - En een man is mij niet gesteld!’ ‘Dùs’ - moet ik - - man gaan worden? Een scherp zwaard omgorden? Gelooven wie het gelooven; Ze brengen zichzelf van 't spoor Hun zielsverlangen dooven - Bestaat geen middel voor. In overoude tijden! - Dáár wordt wat op gesmaalt. Maar die modern gaat leven, Heeft die ‘'t geheim’, vertaald? - Dàt hebt U eens goed gezegd, Góed d' aandacht op gelegd: Dat 't essenciëele niet-is te bereiken Door op gelijkheid neer te strijken! Eenvoud, Mevrouw! Tot in het uiterst doorgedreven, Bezorgt de essenciëele Vrouw's heerlijkheid in 't leven! Met hoogachting en hoogst bel.-gr., H. van HOLK. 's-Gravenh. 3 Sept. '09. Vorige Volgende