gevischt: zij leven van November tot Februari in de rivieren en worden dan door gaten in het ijs aan een lijn gemakkelijk gevangen, want zij zijn gulzig en happen dadelijk toe. In Februari schieten zij kuit en verlaten in Maart de rivieren om in zee te verdwijnen.
De Pomorren zijn flinke, ondernemende visschers en de regeering erkent zoo zeer de belangrijkheid van hun bedrijf, dat zij hun voor den scheepsbouw gratis hout uit de bosschen van de Kroon toestaat. Zooals ik reeds met een enkel woord zeide, ook de vrouwen zijn bizonder flink en verstandig, meestal krachtig gebouwd met een prettig, open gelaat. Een der Russische dames uit ons gezelschap knoopte eens een gesprek met een harer aan, waarbij ik ook zoo goed als het ging zoo nu en dan eens een woordje voegde. Toen zij mij vragend aankeek, omdat mij door mijn reisgenoote haar typische antwoorden vertaald werden overgebracht, deelde deze aan de Pomora mede, dat ik vreemdelinge was en haar dus minder goed verstaan kon. ‘Hoe kan dat ook’, luidde haar antwoord, ‘jelui leeren spreken uit boeken en wij spreken toch niet als boeken!’ En wat had zij een helder inzicht in het verschil van levenswijs van de onzen en van haar standgenooten: ‘wel, zie je, ik benijd jelui niets’, zeide zij: ‘wij behoeven alleen maar te zorgen, dat wij ons 's morgens niet verslapen, dan loopt het dagwerk verder van zelf: werken, eten, slapen, alles op tijd; maar jelui soort moet met je hoofd werken en kunnen 's nachts misschien niet slapen door de gedachte: ‘Heb ik nu wel alles goed gedaan?’ Met zulk een opvatting zou menig socialistisch arbeider zijn voordeel kunnen doen, die maar denkt, dat het een ideaal is chef of patroon te zijn! -
Van Soroka staken wij over naar de Solovetski Eilanden en ankerden daar een paar uur om proviand voor het klooster af te geven. Wij gingen niet aan land, want het regende sterk en het lag toch in ons plan op den terugweg eenige dagen op het eiland te toeven om het beroemde klooster en zijn omgeving te bezichtigen.
Tegen den avond bereikten wij Kem, waar wij nog andere vrienden troffen, die met de Murmanboot ‘Xenia’ direct uit Archangel daar waren aangekomen en met wie wij onze reis zouden vervolgen. Wij landden op het eiland Popoff, dicht bij Kem, waarop zich een groote houtzagerij bevindt en werden daar recht hartelijk ontvangen door den directeur en zijn familie, die ons op gul Russische wijze onthaalden.
Het leven op die zagerij is niet zoo heel gemakkelijk, daar het rotsachtige eiland niets oplevert; zelfs den geheelen zomer moet men er hooi voor de werkpaarden laten komen, want gras groeit er niet en ook het drinkwater voor mensch en dier moet in tonnen van de stad Kem, ongeveer drie kwartier afstand, aangevoerd worden. De verbinding van deze en andere plaatsen aan de Witte Zee met Archangel kan ongeveer vier maanden per stoomboot geschieden, maar gedurende den langen winter is de zee tot op een paar mijl afstand van de kust bevroren en kan men alleen langs den postweg per slede een andere plaats bereiken. Reeds sinds 1895 is er al veel gesproken over een nieuw aan te leggen spoorlijn van Petersburg, via Kem naar Petrozavodsk, waardoor de Witte Zee en de Oostzee verbonden zouden worden, maar tot heden bleef het bij de plannen en bleef de uitvoering achterwege - ‘haast U langzaam,’ is de Russische lijfspreuk!
Jammer genoeg hadden wij geen tijd de stad te bezichtigen, die trouwens niets bijzonders biedt, slechts ± 1600 inwoners telt en geheel op de rotsen gebouwd is. Alleen had ik gaarne den bekenden waterval met zijn vele stroomversnellingen gezien, die volgens ooggetuigen de beroemde Imatrawaterval in Finland in schoonheid overtreft; maar de ‘Xenia’ moest met ons haar reis vervolgen: aan boord dus en naar kooi!
Een heerlijk gezicht den volgenden morgen, in het schitterend zonlicht die mooi begroeide rotsen, overal door de zee doorsneden met inhammen, die mij levendig de prachtige Noorsche fjords herinnerden, hoewel de rotsen hier minder hoog zijn. Een van die bochten stoomden wij binnen en onverwachts lag Keretj voor ons, een schilderachtig visschersdorp: de houten huizen zijn gedeeltelijk als paalwoningen uitgebouwd in de rivier, die van boven af met verschillende stroomversnellingen naar beneden komt bruisen om zich even voorbij het dorp in den zee-arm te storten. Bij een der watervalletjes was de stroom over de geheele breedte met staketsel afgezet: in het midden daarvan was een doorgang, waarvoor weer een soort vischfuik gehangen kon worden om daarin zalm te vangen, die hier veelvuldig voorkomt. Het toestel was op dit oogenblik defect en daarom wilden de visschers ons toonen, hoe men ook op andere wijze zalm vangt. Tusschen twee roeibooten wordt een groot net gespannen, waarmede men langzaam den stroom af roeit;