apothekeres, de onderwijzeres, - om eenige veel-voorkomende, en niet de minst prettige nog, vrouwelijke vakken op te noemen.
Waarom echter is men er toe gekomen juist op al die huiselijke bezigheden zoo laag neer te zien, waarom bedankt de dochter ervoor hare moeder daarin bij te staan? Omdat.... men niet er aan heeft gedacht juist déze zoo noodzakelijke hulp in het huishouden behoorlijk te betalen, - aan de dochter evengoed als aan de meid. - Een zoon, die in vaders zaak wordt opgenomen, ontvangt, van af dien tijd dat hij meewerkt, behoorlijk een salaris, een dochter daarentegen, van wie van den vroegen morgen tot den laten avond wordt geëischt mede te arbeiden ten behoeve van vader, moeder, broers en zusjes, wordt niet alleen voor die inspannende taak niet betaald, maar zelfs van een beleefd dankje is maar zelden sprake, vooral zijdens de broers. Doet zij het werk naar den zin der laatsten niet goed genoeg, dan hebben zij nog op-en-aan-merkingen ook. En, als er eerst nog getrouwde broers en zusters bijkomen, en de kleine neefjes en nichtjes bij de grootouders een extra potje kunnen breken, wie is dan beklagenswaardiger dan de ongetrouwde dochter thuis, de duivels-toejager-tante, goed genoeg om voor alles te moeten zorgen, op alles te moeten passen, oud-wordend in het loopen van dit dienstmeiden-gareel - en die met-dat-al niet eenmaal in huis inneemt de plaats, de rechten, van zulk een betààlde, en op gezette tijden vrij-af hebbende gehuurde dienstmeid! -
Zie, ik heb me altijd heel goed kunnen begrijpen, dat een jong meisje dáárvoor bedankt, dat zij, liever dan aldus haar jeugd te verspillen, met de zekerheid óók nog, indien haar ouders onbemiddeld zijn, eenmaal geheel broodeloos te zullen achterblijven, afhankelijk van de wisselvallige familiegenade, bijtijds zich africht op een of ander vak, waardoor zij haar eigen meesteresse is, en, hoe bescheiden dan ook, in haar eigen onderhoud kan voorzien. - - Maar, gesteld zij ontving een geregeld maand-honorarium van hare ouders voor de thuis te verrichten huishoudelijke diensten, een honorarium gelijkstaande met wat zij nu, b.v. als apothekeres of onderwijzeres, verdient, gelooft gij niet met mij, dat menigeen harer dan, evenals Gonda het onlangs zoo ruiterlijk hier in de Lelie bekende, zou prefereeren die huiselijke bezigheden boven haar minstens even eentonig vak van juffrouw op een kantoor, of aan de posterijen, of wat ook? - Wat óók drijft zoo menig meisje het huis uit: het een taak willen hebben, de behoefte aan het zich nuttig maken kunnen! Welnu, als zoo eene thuis de dienstboden-questie oploste, door de dienstbode te vervangen, als men haar daarvoor beloonde met een welverdiend salaris, zou zij niet veel nuttiger zich gaan voelen, dan wanneer zij, zooals nu zoo veelvuldig het geval is, op de kindertjes mag passen van vriendinnen, of receptjes mag copieeren op kostelooze spreekuren, of verbanden mag vasthouden, of zelfs het brengt tot ‘secretaresse’, of ‘assistente’, of iets dergelijks gewichtigs? - ‘Ongebruikte krachten’ - er wordt zooveel over geredeneerd - welnu, gebruik haar dan, de vrouwelijke, jonge krachten, die in Uw eigen huis om U zijn, gebruik haar, maar.... beloon haar ook. Dáár zit 'm de questie. Tot hiertoe hebben de ouders de volwassen dochters afgebeuld, zonder haar daarvoor zelfs het bescheidenste loon aan te
bieden; de zoons gingen de wereld in, kregen zakgeld, amuseerden zich, zonden de vuile wasch en de kapotte kleeren naar huis, en de zusters daar waren net goed genoeg om die te beredderen en te herstellen, en om een standje te krijgen van de heeren, als ze het niet goed en gauw genoeg deden, en om het gemeste kalf te helpen slachten als de broers uit die verte eens genadig over kwamen. Maar - ... háár voor al dien arbeid behoorlijk beloonen - geen sprake van! -
Waarom, vraag ik, hierin geen verandering, geen afdoende verbetering brengen, door een regel, volgens welke het meisje, dat thuis meehelpt in het huishouden, even goed en even hoog minstens wordt betaald, als de dienstbode? Finantieel zou, zelfs bij een zeer hoog loon, zulk een regeling minder nog kosten aan de ouders dan een duur opleiden buitenshuis voor een of ander vak; daargelaten nog, dat zij er zich de dienstbode en háár loon en de belasting voor haar door zouden uitsparen; en de afhankelijkheid van der dienstbaren geesten belachelijk opgedreven eischen, dank zij dienstboden-vereenigingen etc., nam meteen een einde.
Zooveel voor de ouders, wat echter de dochters aangaat, ik geloof dat zij, in deze huiselijke bezigheden bekwaam gemaakt van jongs-af, zich vrijwat meer zouden eigenen later voor goede huisvrouwen en moeders, dan door het hedendaagsche ongezonde studieleven, juist in hare ontwikkelings-periode, of door het bureau- en kantoorbestaan, dat geen