beginnen voor te doen, die wijzen op een onrustbarende verwording in dezen.
Immers is het een niet meer te ontkennen feit, dat ook bij de Christenvrouw het klare bewustzijn der levensbestemming niet steeds meer is het eenig wijzende licht op den moeizamen weg; wordt het een droeve waarheid, dat door tal van oorzaken door de steeds groeiende eischen aan weelde en comfort, door het steeds gretiger najagen van genietingen van allerlei aard, en vooral door de zich dagelijks meer en meer compliceerende maatschappelijke verhoudingen, voortdurend onoverkomelijker hinderpalen worden in den weg gelegd aan hen, die hunnen staat overigens zouden willen kiezen naar Gods Woord. Een steeds grooter aantal mannen verliezen òf den wil òf den moed om zich te kiezen een gezellin en te stichten een huiselijken haard. En daardoor neemt onvermijdelijk óók met den dag in gelijke mate toe, het aantal vrouwen, dat hare roeping mist, dat nièt komt tot hare goddelijke en natuurlijke bestemming.
En hier nu zijn we gekomen tot het kernpunt van ons betoog. In plaats van zich nauwkeurig rekenschap te geven van dezen staat van zaken, in plaats van ijverig te bestudeeren èn de psychologische en ethische èn de maatschappelijke oorzaken van dezen dreigenden misstand; (misstand die in zijn voortbestaan noodzakelijk moèt uitloopen op algeheele ondergang der menschelijke samenleving) bepaalt men zich tot het zoeken naar palliatieven, neen erger, neemt men de toevlucht tot allerlei middelen die als narcotica het gevoel voor den ernst der levensdingen verslappen, vraagt men om wetenschap inplaats van wijsheid, om macht inplaats van sterkte, om materieele genieting in stede van hart- en zielverrijkend geluk. En waar het geldt het Leven in zijn meest omvattende beteekenis en strekking, heeft men slechts het oog op den omhang ervan, op het kleinlijk eenzelvige, op den louter ijdelen, uiterlijken schijn.
Of is het niet bij uitzondering slechts, dat we vanuit het kamp der vrouwelijke militanten, vernemen een enkele stem, die verontrust door de veldwinnende verontvrouwelijking der sexe, door het gestadig verminderen der kenmerkende (zoowel uitwendige als innerlijke) verschillen en het hiermede gepaard gaande afnemen der geslachtelijke polariteit, nog reppen durft van een terugkeeren op den dwalend ingeslagen weg, het waagt niet den nadruk te leggen op het stoffelijke levensonderhoud, maar in de eerste plaats rekening te houden met het Leven zelf, en die, beseffend dat der vrouwen nood niet is een absoluut op zichzelf staand feit, maar enkel een betrekkelijk verschijnsel, een toevallig uitvloeisel der algemeen maatschappelijke desorganisatie, voor alles pleit voor vereenvoudiging van den levensstandaard, van het nederig naleven der uit het levensdoeleind zelf ontspruitende verplichtingen? Zijn ze niet schaars, de eenvoudigen die door gereede intooming van allen individueelen hoogmoed en zelfzucht, geneigd zouden zijn mêe te werken tot de herorganisatie van het ontwrichtte, tot een normale heeling van het geheele maatschappelijke samenstel? En hoevele van de kamplustige vrouwen zouden zich willen scharen schouder aan schouder met den man, niet om te streven eenzijdiglijk naar de oplossing der vrouwen-kwestie, maar wél naar dien van het (deze oplossing vanzelf in zich bergend) alomvattend sociale vraagstuk?
En toch, aldus dient der vrouwenstrijd gestreden. Op universeel maatschappelijk gebied ligt, ook voor haar, het veld der éénig vruchtbare actie. En slechts door te streven naar herstel van orde en evenwicht in de geheele menschengemeenschap, zal ook de vrouw de plaats heroveren, die haar uit God en uit de natuur, naar haar gegevens en naar haar wezen toekomt.
Maar dan, als wij spreken van den grooten maatschappelijken kamp, dan weten wij, dat ook deze niet hoofdzakelijk kan gestreden worden op uitsluitend stoffelijk gebied; dat de oplossing der hangende geschillen niet in de eerste plaats te zoeken is in een systematisch ordenen langs wetgevenden weg, nimmer kàn zijn het resultaat van een louter practisch of opportunistisch overeenkomen, dat nimmer het nuchter berekenende verstand de hefboom kan zijn die het uit de voegen geraakte samenstel herstelt tot sluitende eenheid. Dan weten wij, wij allen, wier richtsnoer de Christus is, dat slechts in Hem, die het Hoogste en Eenige doeleind vormt van allen levensstrijd, te vinden is; De Wijsheid en De Kracht óók voor dezen Kamp; dat slechts in Hem, die door Zijn Kruis ons kocht de Groote Verlossing, ook ligt de eindelijke bevrijding uit dezen nood; dan weten wij dat slechts uit Hem, wiens Goddelijke Liefde is eindeloos, wij putten kunnen die machtige Goedheid des