waren aan niemand anders te verkoopen, waardoor dus voorkomen werd, dat zij door allerlei kooplieden en visschers werden afgezet en bedrogen.
Later kwam er ook een geestelijke op het eiland wonen, die een kerkje stichtte en zich veel aan het wel en wee van zijn kleine gemeente liet gelegen liggen. Ook een felscher (wij zouden zeggen ‘verpleger’) werd er hun gezonden, en tegelijkertijd belast met het toezicht op den voorraad der kolonie, die hoe langer hoe meer een geregelden vorm aannam en wier zielental steeds grooter werd.
Ook uit andere streken kwamen zich nog Samojeden op Nova-Zembla vestigen, zoodat in 1898 de bevolking reeds uit 22 families
(te zamen 102 zielen) bestond en sedert is deze natuurlijk toegenomen.
Het spreekt van zelf dat ook jaarlijks de productie van jacht en visscherij steeds grooter werd, zoodat er weldra een voordeelig saldo overbleef, na inkoop der jaarlijksche provisie voor de kolonisten.
Van dit saldo nu wordt 10 à 12 percent afgenomen voor een soort reservefonds voor bizondere uitgaven voor de kolonie, de rest is vastgezet in de Rijksbank te Archangel, op naam der verschillende Samojeden, proportioneel verdeeld. Het reservefonds wordt hoofdzakelijk gebruikt voor de uitrusting van nieuwe kolonisten, wier vestiging op Nova-Zembla door allerlei voorrechten zeer wordt aangemoedigd, terwijl in 1894 het Ministerie van Binnenlandsche zaken de som van Rbl. 1500- (± f 1900) besteedde voor reparatie aan de verschillende gebouwen en bovendien voor onderhoud daarvan een jaarlijksche bijdrage van Rbl 500 - aanwees.
Een en ander bewijst dus voldoende, dat de Russische regeering er veel gewicht aan hecht door bescherming Nova-Zembla hoe langer hoe meer productief te maken.
Sedert ongeveer een half jaar is in Archangel Gouverneur Sosnovski geplaatst, nadat na het vertrek van den vorigen Gouverneur en zijn trawanten, het bestuur geruimen tijd door een Vice-Gouverneur was waargenomen.
De nieuwe Gouverneur heeft nu een onderzoek in de Kanzelarij aanhangig gemaakt, daar hem gebleken is, dat de regeling der finantieele belangen van de Samojeden op Nova-Zembla, door de regeering zoo goed bedoeld, door hare ambtenaren onder zijn voorganger allertreurigst is uitgevoerd.
Men spreekt er nu reeds van, dat de duizenden, die het Samojeden-fonds moest opbrengen, reeds tot honderden geslonken zijn en waarlijk niet door mindere opbrengst der kolonie! Het blijkt, dat de sulbalterne ambtenaren van den vorigen Gouverneur ver boven hun finantieele kracht in Archangel geleefd hebben, zoodat het bijna niet aan twijfel onderhevig is, waar de duizenden der arme Samojeedsche kolonisten verdwenen zijn.
Dit is weer eens een onvervalscht staaltje