‘Als ik me vestig als getrouwd man, dan word ik een steunpilaar van christelijke kringen; dat zullen jullie eens zien meisjes, - dat is in de traditie van mijn familie.’ -
En, terwijl papa, uit zijn gewone joviale stemming gewekt, door het besproken gedrag van zijn dochter, knorde voor de zooveelste maal: ‘'t Is een schande voor een meisje van jou christelijke opvoeding’, - terwijl mama zeurig huilerig mompelde:
‘Als je grootvader dat had moeten beleven! En mevrouw Horstenboer, die zóó lief voor je is geweest, wat is het daar nu onplezierig voor’ - had Geert al maar door gedacht:
‘Praten jullie maar.! Je zult eens zien hoe blij je straks bent, als Fredi me vráágt, wezenlijk openlijk vráágt’. -
Ze had hem niet weergezien na de Fancy-fair; alleen maar eens op straat 'n groet met hem gewisseld. Dat kon hij zoo eigenaardig doen, dat aanslaan, met zijn militaire rechte houding, aan zijn uniform-pet, en je dan tegelijk zoo brutaal-uitkleedend aankijken dát je er kleur van kreeg tot achter je ooren. - Ze had op dat oogenblik met mama een bestelling besproken met Monchen; hij kwam net uit de Witte, en hij had het weer gedaan dat kijken, met dien blik die haar zoo lief was, en dien zij toch vreesde, om het te-uitkleedende ervan, maar ze had hem meer gevoeld dan gezien, want ze durfde niet opkijken, om mama....
Maar nu, nu moèst hij komen! Hij moèst komen Gerty filiciteeren. Hij kwam bij tante Holt zoo véél aan huis. Zij had, in haar bevoorrechting van germain-nichtje, gezorgd er al van den begin at te zijn, opdat hij haar niet bij toeval misliep. - En ze had, om dezelfde reden, van tante Anna gedaan gekregen, dat ze den heelen middag mocht blijven zoogenaamd ‘helpen.’ - Tante Anna, in haar verzaligden toestand van de dochter onder dak gebracht hebbende moeder, vond van daag alles goed, was een en al liefheid en beminnelijkheid. - Zij droeg een fonkelnieuw muiskleurig toilet van liberty-fluweel, aan den hals met ouderwetsche erfstuk-kant ingezet, Gerty was in lichtrose, dat bij haar fijn-bleek gezichtje uitstekend pastte. - Geert droeg natuurlijk óók rose - omdat Fredi gezegd had, dat die kleur haar kleedde. - -
‘God - wat 'n corvee toch,’ zuchtte Nout Resema, breed-geeuwend achter zijn hand. - ‘Hoe kunnen jullie-vrouwen dat nou in 's hemelsnaam prettig vinden!’
Hij zag er wat-verloopen uit al, ondanks zijn pas zes en twintig jaren; kaalhoofdig vrij-wel, de oogen flets en ingezonken, in van 'n te goed leven bol-opgezette wangen. - Eenige zoon, bedorven kindje, had hij, van huis uit niet zonder gaven en goede eigenschappen, aan de Leidsche academie zich jongverliederlijkt, was weer thuis gekomen vóór hij had afgestudeerd, omdat hij geen lust had examens er in te werken, leefde hier vadsig voort op de villa zijner moeder, totdat deze blij was, hem, door een goed huwelijk met Gerty Holt, weer aan den gang te kunnen helpen, want, door de Eduma-relatie, zou hij nu 'n betrekking krijgen; dat had ze als uitdrukkelijke voorwaarde gesteld. - Zij-ook liep stralend rond, 'n groote, 'n beetje vulgair-aandoende, dikke vrouw, met veel ringen en veel armbanden, en 'n zware gouden halshorloge-ketting - sporen van het jeneverstoker-fortuin, waaruit de Resema's waren opgekomen, die zij niet verstond af te leggen, ondanks 't Haagsche vernisje, waarmee zij zich oppoetste.
- - Gerty glimlachte liefjes tegen haar aanstaande. Zij was in haar element juist. Anders gauw-moe, en steeds 'n beetje lusteloos, voelde ze nu geen lichamelijke afmatting, noch verveling, enkel 'n overweldigend vreugde-gevoel van zoo gauw al geëngageerd te zijn, dat haar staande hield niet alleen, maar haar zelfs op haar allervoordeeligst er deed uitzien, met schitterende oogen, en 'n gelukkigen lach om de lippen, en iets innemends-toeschietelijks in hare anders wat te kwijnende bewegingen.
‘Vindt je het dan niet een klein beetje leuk óók, je aanstaande vrouwtje zoo aan iedereen te vertoonen? - Ben je niet 'n klein, klein beetje trotsch op je Gerty?’ - vleide zij heel-lief. -
Nout was wèl verliefd, voor zoover zijn indolentie dat toeliet. Hij kneep haar 's gauw in den, ondanks haar rankheid, mooi-gevulden arm. - -
‘'k Ben liever toch, straks met je alléén - zonder al die kijkers’ - fluisterde hij haar toe, met 'n onverholen bewondering voor haar lichaam-mooi, die haar zeer voldeed. - -
‘Luitenant ten Have,’ werd bij de deur aangekondigd door den livreiknecht. -
Geert hoorde het bij de theetafel. - Zij kon niet opkijken; zij was bezigte schertsen met meneer Horstenboer, die haar vleierijtjes zei, heelemaal hier op zoo'n receptie, in zijn Don-Juan-element, niets-christelijk-ministerachtig. -
Nu zou hij straks bij háár komen.! Natuurlijk. Zij hoorde hem flauwiteiten zeggen aan Gerty - en 'n gelukwensch uitbrengen dan, héél correct. - Ze zag, als met oogen op haar rug, hoe hij daarbij Gerty's mooien arm, tot boven den elleboog bloot, zou monsteren, en onbeschaamd zien inkijken in de dunne entredeux van haar hals-inzet.
‘Hoe maakt u het freule Eduma? - - Meneer Horstenboer!’ - Hij wisselde met den minister 'n handdruk, informeerde correct hoe mevrouw het maakte. 'n Oogenblik praatten ze alle drie samen, Geert heel opgewekt-