traditionneele - dikwijls belachelijke - gebaren, die op gezette tijden een overeenkomstig stel gevoelens schijnen te moeten uitdrukken? Niet zonder reden wordt het gebarenspel van opera-artiesten dan ook dikwijls geparodieerd. Oh! ces fantoches d'opéra! Madame Héglon daarentegen behoort tot de zéér weinige vocaal-dramatische artiesten - ik denk hierbij aan Gemma Bellincioni en Emma Nevada -, voor wie mimiek en actie minstens evenveel studie en zorg vereischen als de stemuiting.
Madame Héglon heeft een heiligen afkeer van onlogisch gebarenspel en onaandoenlijke gelaatsuitdrukkingen. En zij laat niet af, haar leerlingen in te prenten, dat elke rol zooveel mogelijk moet medegeleefd worden. Eerst wanneer die geestelijke transformatie is bereikt, kan er sprake zijn van natuurlijke, juiste, uitdrukkingsvolle actie. Daarnà kan deze nog geaesthetiseerd worden, wijl kunst gestyleerde natuur is.
Voeg daarbij, dat zij vol toewijding en onvermoeibaar is, vóórdoet - hoe het moet en hoe het niet moet -, nádoet, aanmoedigt, verbetert, de repliek geeft, verklaart, uitlegt - en ge kunt u voorstellen, hoe gezocht en hoe vruchtdragend haar lessen zijn. En ronduit erken ik, die niet bepaald een leek ben in theaterdingen, dat het bijwonen van haar lessen mij een genot en een leering was.
Een paar weken geleden kon ‘Paris-musicien’ zich overtuigen van madame Héglon's groote gaven als leerares in ‘déclamation lyrique’. Zij gaf een matinée, waarop heur verst gevorderde leerlingen optraden in scènes uit verschillende opera's.
Het programma hield tooneelen in uit ‘Mireille’ van Gounod, ‘Iphigénie en Tauride’, ‘Orphée’ en ‘Alceste’ van Gluck, ‘Sigurd’ van Reyer, ‘Les Huguenots’ van Meyerbeer, ‘La Reine Fiamette’ en ‘Le Chemineau’ van Xavier Leroux - welke laatste componist, als echtgenoot van madame Héglon, zich afsloofde om de verschillende opvoerinkjes tot een goed einde te helpen brengen.
Het was, voor wat de praestaties van de leerlingen der lesgeefster betreft, wel niet bepaald een ‘véritable régal artistique’, zooals de allermisselijkst vleierige muziekrecensent Pìerre Rantz beweerde, doch in elk geval stond deze matinée artistiek veel hooger dan de tallooze ‘schon dahingegangenen’ opvoeringen der diverse Nederlandsche operagezelschappen, dat van de liefhebberende Cateau Esser incluis. ‘Pour savoir une chose, il faut l'avoir apprise’, zegt een Fransch spreekwoord, waarvoor wij geen Hollandsch aequivalent hebben. Welnu, wáár zijn de Nederlandsche operamenschen ter schole gegaan?
Het is hier de plaats niet om een uitvoerige kritiek over de praestaties van dien middag te leveren. Doch zeker kan het dienstig zijn, hier te vermelden, dat de dilettante madame Hélène André de rol van Alceste speelde op zulk een voortreffelijke wijze, dat zij, indien zij wilde, met die rol zonder slag of stoot aan een grooten operaschouwburg zoû kunnen debuteeren.
Na dat van madame André beviel mij het meest het spel van madame Claude Gérard, in Gluck's ‘Iphigénie en Tauride,’ en van madame Lucy Vuillemin, in ‘La Reine Fiamette’ van Xavier Leroux.
Velen in Holland zullen wellicht met eenige belangstelling vernemen, dat dien dag ook een Hollandsche optrad, met name Marie Waalwijk, die zanglessen heeft bij Jean de Reszké en actielessen bij madame Héglon. Zij liet zich zien en hooren in een duo en een trio uit ‘Le Chemineau’ en een duo uit ‘Les Huguenots’. Ontegenzeggelijk is zij, sedert ik haar, een drietal jaren geleden, in Holland heb gehoord, in zangkunst vooruitgegaan, terwijl zij ook in actie wat heeft geleerd. Toen zij mij evenwel na afloop der matinée vroeg, haar ronduit mijn meening te zeggen, meende ik haar, in heur eigen belang, op het verschil te moeten wijzen tusschen temperament en ongebreideldheid, tusschen hartstocht en grofheid, tusschen.... aesthetiek en non-aesthetiek. Vreezende, dat zij den zin van Goethe's ‘In der Beschränkung zeigt zich erst der Meister’ niet geheel zoû begrijpen, voegde ik haar vriendschappelijk toe: ‘Het is aangenaam, iemand met smaak te zien eten; het is nièt aangenaam, het iemand met schrokkigheid te zien doen.’ Het is te hopen, dat deze jongedame, die, zooals ik vroeger te Amsterdam reeds eenige malen heb vermeld, begiftigd is met een fraai en warm-getimbreerd falcon-geluid, mijn goede bedoelingen begrijpt en mijn raad niet ‘à la légère’ zal opnemen.
Mejuffrouw Marie Waalwijk, die hier altijd op zoek was geweest naar een engagement, wist mij dien dag te vertellen, dat zij zoojuist voor het aanstaande seizoen geëngageerd was geworden door haar landgenoot Jacques Coini, die, zooals men weet, thans régisseur