der 18de eeuw om den hoek kijken. Niet minder navolging vonden de theorien van de Nouvelle Héloïse, Saint-Preux en zijn liefje brachten de hoofden van heel wat jonge vrouwen en meisjes op hol. Is het te verwonderen, dat de schepper van al dat moois in den smaak der vrouwen viel, te meer daar Rousseau doorging voor een mooien man.
Met Voltaire, ofschoon in den grond veel beter dan de zelfzuchtige en ingebeelde Rousseau, was het geheel anders gesteld. Voltaire was geen utopist, zelfs geen idealist, en zijn geest was te scherp, te sardoniek, om vrouwen te behagen en wat zijn physiek betreft, dit was afzichtelijk. Zijn mager, uitgemergeld lichaam droeg een ironischen grijnskop, met een paar intelligente maar ondeugende oogen, een kop, dien iedereen kent uit platen en teekeningen, meest allen naar Pigalle's schepping in de Bibliotheek van het Institut de France, of die van Houdon in het Theâtre français. Zelfs in zijn tijd, over 't algemeen niet verwend in uiterlijk schoon, - men bedenke slechts dat ¾ der menschen van de pokken geschonden waren, - ging Voltaire voor leelijk door. Toch heeft Voltaire in zijn jeugd, tijdens zijn verblijf in Holland, een romantische liefdesgeschiedenis gehad met Olympe Dunoijen, een hier in den Haag geïmporteerde Française, maar deze liefde stierf een vroegtijdigen, gewelddadigen dood. Met Suzanne de Livry, een actrice, die later markiezin de Gouvernet werd, begint Voltaire zijn ‘amours de tête’ hoofdzakelijk geestelijke gemeenschap tuschen hem en zijn vriendinnen, overigens weinig in aantal. In de genegenheid voor Gabrielle Emilie le Tonnelier de Breteuil, markiezin du Châtelet vonden deze ‘amours’ hun culminatie- en eindpunt. De dood van de markiezin is voor Voltaire een zware slag geweest, onder welken hij zeer geleden heeft. Toch was deze vrouw, in haar tijd voor zeer geleerd doorgaande, niets meer dan een oprechte blauwkous, die, in weerwil van haar ‘Institution de Physique’ haar ‘Analyse de la Philosophie de Leibnitz’ haar ‘Traité de bonheur’ en andere werken van wetenschappelijken of wijsgeerigen aard, reeds lang vergeten zou zijn, als niet juist haar liaison met Voltaire haar voor die vergetelheid behoed had.
De markiezin leefde op haar kasteel te Circy in Lotharingen, terwijl de markies een niets-beteekenende bon-vivant, die tegen blauwkouserij van zijn vrouw niet op kon, voortdurend te Lunéville was, aan het Hof van Stanislaus Lescynski, bij wien hij een militaire betrekking bekleedde. Voltaire, een rijk man, had het kasteel van zijn vriendin geheel laten restaureeren en bewoonde een gedeelte er van. Behalve Voltaire huisden daar voor langer of korter tijd mathematici, die de markiezin hielpen bij haar wetenschappelijken arbeid en.... bij het verteren van haar inkomen. Onder anderen was daar een trouw comparant de destijds beroemde Maupertuis, wiens naam nog wel genoemd wordt, dank zij de hatelijkheden, welke Voltaire jegens hem gedebiteerd heeft; Samuel Koenig, de gunsteling van onzen Prins Willem IV en Danièl Bernouilli, de zoon van den Groningschen Professor vertoefden er ook veel.
De vriendschap tusschen Voltaire en Madme du Châtelet heeft zestien jaren geduurd. Booze tongen beweerden dat de omgang tusschen beiden alles behalve van platonischen aard was, anderen bepleitten de onmogelijkheid van de waarheid dezer aantijging, wat Voltaire aanging, en met dezen was Voltaire het zelf eens. In ieder geval waren er onder de gasten van Circy personen, die even diep of dieper in het hart van de geleerde markiezin waren doorgedrongen. Zoo de markies de Saint-Lambert, de dichter van de ‘Saisons’, die ook al meer aan zijn omgang met Voltaire dan aan zijn dichtader een zekere bekendheid te danken heeft.
Nu gebeurde het in de late herfst van 1748, dat de 46 jarige markiezin du Châtelet, vroolijk en opgewekt van aard, plotseling neerslachtig en stil werd. Voltaire haalde met moeite het hooge woord er uit, zij was zwanger en, volgens haar beweren, kwam de Saint-Lambert als aanleidende oorzaak sterk in verdacht. Voltaire legde zich bij deze uitspraak onmiddelijk neder, wat wel voor zijn onschuld pleit. Het was een ellendig geval, op haar leeftijd, en dan wat zou de markies zeggen, die in geen vijftien jaar bizonder vriendelijk jegens zijn vrouw geweest was. Er werd een krijgsraad belegd, de Markiezin, Voltaire en Saint-Lambert, waarvan het resultaat was, dat men besloot zich te houden aan het axioma pater est quem nuptiae demonstrant en onverwijld den Markies te inviteeren om de restauratie van de groote zaal van het kasteel, door Voltaire bekostigd, eens te komen zien. Du Châtelet, die zich sterk de mindere van zijn vrouw voelde en altijd vereerd was, als zij notitie van hem nam, haastte zich te komen. Er werden kasteelbewoners uit den omtrek genoodigd, er werd feest gevierd en