gewasschen en gebakken te worden. In haast alle families heeft men nog de wasch aan huis en de huizen zijn er zoo op ingericht, met aparte waschkelders en droogzolders, waar iedere étagebewoner op zijn beurt een paar dagen recht op heeft, dat dit niet zoo bezwaarlijk is als het wel lijkt. En natuurlijk moet vóór iederen feestdag de linnenkast gevuld zijn met schoone rollen, stapels zou men in Holland zeggen, maar men vouwt het goed hier niet, maar rolt het.
En dan moet er gebakken. Lieve Hemel, als men niet zelf bakte, vooral tegen Kerstmis, een heele week lang, trommels vol koekjes en luxebrood, ja, dan zou het volgens Zweedsche begrippen, eenvoudig geen feesttijd zijn. Denk niet, dat wij hier geen banketbakkers hebben, er zijn er minstens evenveel als in Holland, en heele goede ook, maar met Kerstmis geen eigen gebakken koekjes eten, neen, dat ging niet, 't zou bepaald afbreuk doen aan Kerststemming.
Het Kerstfeest is dan ook van den 24sten December tot den 6den Januari een onafgebroken reeks van feestelijkheden, van koffiepartijen en dansavondjes. De Kerstavond (de Engelsche Christmas-Eve) opent de rei op den 24sten. Deze doet eigenlijk het meest denken aan de Hollandsche Sint-Nicolaasavond, met pakjes de z.g. ‘Julklappar’ en verzen en zelfs een Sint-Nicolaas, al heet hij hier ‘Julgubbe’ en heeft hij geen zwart knechtje. Hierbij brandt de Kerstboom in al zijn luister, men danst er omheen, zingend: ‘Nu är det J'ul igen’ en besluit den avond met een souper van.... stokvisch en rijstenbrij.
Dit is onherroepelijk het Kerstavondmaal en dat niet alleen, maar het feestmaal 's winters bij uitnemendheid. Men eet het op Oudejaarsavond, op Nieuwjaarsdag, op Driekoningenavond, er zijn zelfs verstokte stokvischeters, die het ook op den vastenavond willen hebben. En in de rijstenbrij, behoort één amandel gekookt te worden, en wie die krijgt, die trouwt in 't jaar daarop. Er is meer zulk bijgeloof aan den Kersttijd verbonden. Men zegt o.a. dat wie onder dezen maaltijd den moed heeft op te staan, naar buiten te gaan en door 't raam naar binnen te kijken, diegenen zonder hoofd zal zien zitten, die in 't volgend jaar zal sterven. Ik heb nog nooit van iemand gehoord, die dien moed had.
Bij de boeren heerscht ook nog een gewoonte met Kerstmis schotels met rijstenbrij buiten te zetten. Ze zijn bestemd voor den z.g. ‘Jultornte’, Kerstgeest, om zijn gemoed te verteederen en hem gunstig voor de gevers te stemmen. Ook wordt bij hen aan geen enkelen bedelaar in dezen tijd eenmaal eten geweigerd. Zoodat voor deze de Kersttijd een gulden tijd is.
In sommige streken, voornamelijk in Småland bestaat het gebruik op den dag vóór Kerstmis, hierna ook wel ‘Dopparedagen’ genoemd, dat de heele familie zich 's smiddags om 12 uur in de keuken verzamelt, die voor dit doel extra geschuurd en gepoetst is en men daar boterhammen onderdompelt (Zweedsch doppa) in het kokende vet van de ham, die bij geen enkel Kerstfeest ontbreekt.
Na den Kerstavond volgt de ‘Jullotta’, een kerkdienst op 1sten Kerstdag 's morgens voor dag en dauw.
Hierheen gaat iedere Zweed even trouw als de Hollander naar zijn Oudejaarsavondpreek. Dat dit buiten op 't land iets plechtigs heeft, kan ik mij zoo goed indenken. Stel U voor 's morgens om 4, 5 uur in 't pikkedonker, met de sterren nog flonkerend aan de lucht in sleden, die door fakkels verlicht worden, van huis te gaan ter kerke in grooten getale en dan eerst een tocht te maken van soms een uur, soms langer, over de hardbevroren, onafzienbare sneeuwvelden, terwijl de bellen vroolijk rinkelen en de fakkels hun grillig schijnsel werpen op den weg en de donkere dennen als schimmen voorbij vliegen en dan ten slotte het dorp te naderen, waar ieder huisje, tot het armste toe, alle vensters verlicht heeft, naar de kerk, zelf stralend van kaarslicht, daar moet iets van wijding in zijn. Maar hier in een stad, 's morgens om 7 uur, slaperig van 't feest van den vorigen avond op te staan, zijne kleeren aan te schieten, in de kou de straat over te vliegen.
Misschien dankbaar een vroeg trammetje pakkend, door de nog slapende stad, naar de kerk.... 't geheel werkt zoo ontnuchterend. Geloof maar vrij dat er in de steden ook wel zijn die zich lekker verslapen. Buiten zou dit eene onoverkomelijke zonde zijn.
Dit wat Kerstmis betreft. Nu hebben we gauw Maria Boodschap, dat hier een even groote Zondag is als in echt Katholieke landen. Dan zooals overal elders Palmzondag, Goede Vrijdag, de Paaschdagen, Hemelvaartsdag en Pinksteren, waarbij eigenlijk niets bijzonders voorvalt. Hierop volgt het 1ste Mei-feest. Den avond te voren gaan benden kinderen de deuren langs, zingend; ‘'t Is van daag de eerste Mei’ op een eigenaardige, eentonige melodie, en krijgen als belooning daarvoor geld en.... eieren. Er is hier iets aardigs in, mij geeft het ten minste altijd zoo'n voorjaarsgevoel, die kinderstemmen onder 't raam te hooren in den stillen lentenacht. Den volgenden dag zet ieder zijn zomerhoed op en koopt zich op straat van kinderen in nationaal costuum een z.g. ‘Majblomma’, een klein kunstbloempje, waarvan de opbrengst dient ter bestrijding der tuberculose, en gaat dan zijn lentediner eten, liefst ‘idet gröna’ (in 't groen), bestaande uit zalm met spinazie. Geen wonder dat in een land, waar de winter