een omgekeerd brood, gekruiste messen op tafel, een mes in een bepaalde richting, enz. enz.
Ik ken hier eenigen, die geloof slaan aan het ‘mauvais oeil.’
En indien ge een vriend hebt onder het administratief personeel van een omnibus-maatschappij, kunt ge van hem te weten komen, dat 's Vrijdags de inkomsten gemiddeld 20% minder bedragen dan op andere dagen.
Karakteristiek, nietwaar? In Holland heb ik niet zoo sterk op die dingen gelet, doch het zoû mij ten zeerste verwonderen, indien het bijgeloof bij ons te lande zoo verbreid was als hier.
Het is dan ook geen wonder, dat het te Parijs wemelt van waarzeggers en waarzegsters, en dat deze lieden er over het algemeen een goed bestaan vinden.
‘Le premier devin’, zei Voltaire, ‘fut le premier fripon qui rencontra un imbécile.’ Het komt mij voor, dat Voltaire de goedgeloovigheid van zijn landgenootelijke ‘imbéciles’ en de schurkerijen der waarzeggers en -zegsters op end' op kende.
Loop op de boulevards en tien tegen een, dat gij onder de tallooze reclame-papiertjes, die u in de hand worden geduwd, er ook een zult zien van de eene of andere ‘célèbre devineresse’. Sla een blik in de advertentie-kolommen der kranten en ge zult versteld staan van het aantal consulteerende somnambules, die de grootste wonderen schijnen te kunnen verrichten en voor wie de toekomst geen geheimen schijnt te hebben.
Ziehier een der reclame-papiertjes, die mij op straat tusschen de vingers werden gespeeld:
Geloof me, dat madame Drieux een gemakkelijker en ruimer bestaan heeft dan bijvoorbeeld de gemiddelde journalist. Misschien bestaat er te haren gerieve wel een occultisch verband tusschen ‘argentine’ en ‘argent’.
De waarzegster, kaartlegster, somnambule of ‘nécromancienne’ - de rest der variëteits- benamingen schenk ik u - is gemeenlijk een gewezen, aftandsche cocotte, die, na in haar jeugd geëxploiteerd te zijn, nu van de opgedane ondervindingen gebruik maakt om, op haar beurt, slachtoffers te zoeken. Haar clientèle bestaat dan ook grootendeels uit oneerbare vrouwen, uit álle standen, welke dochteren Eva's, de hemel weet door welke psychische oorzaken, bizonder bijgeloovig schijnen te zijn.
Hieronder doe ik een eindje dialoog volgen uit Pierre Wolff's tooneelstuk ‘Le Ruisseau’, den 21sten Maart 1907 voor het eerst opgevoerd in het Théâtre du Vaudeville.
Bréhant. - Sapristi! En u brengt al uw avonden hier door?
Denise. - Waar zoudt u willen, dat ik naar toe ging, meneer? Stel u in mijn plaats... Wanneer ik zeg: stel u in mijn plaats, dan is het bij wijze van spreken.
Bréhant. - Natuurlijk.
Denise. - Hier, tenminste, komt, gaat, spreekt men,... kortom, vergeet men...
Bréhant. - Vergeet men wat?
Denise. - Men vergeet alles, is 't niet... Ik kan 't u niet uitleggen... 't zoû te lang duren... en dan, om ergens anders te gaan, moet men japonnen, hoeden hebben, moet men... moet men alles hebben wat ik niet heb.
Bréhant. - En wat u misschien zult hebben.
Denise, verrukt. - Dat zegt me de kaartlegster ook telkenmale, dat ik bij haar kom.
Bréhant. - Ah! U bezoekt een kaartlegster?
Denise. - Dikwijls... want, wanneer ik er vandaan kom, voel ik me moediger.
Bréhant. - Zij zegt u aangename dingen?
Denise. - O, ja, dat kost me twee francs, nietwaar?
Bréhant, glimlachend. - Dat is een reden.
Denise. - Dat wekt uw lachlust op. Dom, zoo'n vrouw, hè?
Bréhant. - En een man dan!
De bijgeloovigheid van een Denise, met de onmiskenbare neiging om in de kaartleggerij een soort van verzekering tegen de slagen van het noodlot te zien, vindt men min of meer in alle standen terug.
‘En een man dan!’ riep Bréhant uit. In trouwe, ik heb niet zelden verrast gestaan over het geloof aan voorteekens en dergelijke dingen, bij mannen, die ik daarvoor te ontwikkeld en te vrij-denkend achtte. En zoo ge madame Drieux of madame Fatma of madame Sapha of madame Mara bezoekt - gewoonlijk tooien de kaartlegsters zich met exotische namen -, moet ge u niet verwonderen, als ge er ook niet weinig ‘manspersonen’, zoû Betje of Aaltje zeggen, aantreft. ‘Jijzelf bent er blijkbaar ook geweest,’ zoû een onwelwillende mij kunnen toevoegen.
En al worden er te hooi en te gras waarzegsters door het gerecht veroordeeld wegens gebleken bedriegerijen - het bijgeloof ver-