Trotsch wierp zij het hoofd achterover en ging nog een eind verder, zoodat zij hem niet zien kon, dien arbeider -
Maar waar zij nu was, scheen het donker en kil. Daar ginds was het beter.
Doch een booze stem in haar zeide:
‘Het is zondig aan hem te denken, die aan een ander toebehoort...’
Zoo gingen vele dagen voorbij.
Toen keek zij weer eens op. Plotseling legde zij haar werk neer, wierp de spade over den schouder en schreed haastig heen naar de plek, waar de arbeider ineengezonken was.
Zwijgend deed zij het werk, dat voor hem lag, zoodat hij slechts had te volgen.
Zij arbeidde en arbeidde, en - wonderlijk - hoe meer zij zich inspande, des te krachtìger voelde zij zich. Zij deed zooveel dat zij alle anderen om zich heen hielp en verlichtte, zoodat menig hart onder hen met dankbaarheid vervuld werd jegens de stille vrouwengestalte, die zoo onverpoosd, gebukt voortging, en wanneer zij opzag zulk een vriendelijk gelaat toonde en zulke glanzende oogen.
De arbeider zèlf zag haar niet. Zijn oogen waren dof geworden en hij was te moede om op te zien. Hij voelde alleen dat zijn taak lichter werd; wie hem hielp, wist hij niet.
Zij evenwel, werkte onvermoeid door, en ruimde met haar spade alle oneffenheden uit zijn weg, zoodat zij snel vorderden.
In haar hart klonk steeds:
‘Door liefde moet je hem helpen.’
Door liefde... Zij was nu vervuld van een gevoel zoo heerlijk, zoo warm, dat haar oogen lichtten en haar mond glimlachte en geluk van haar uitstraalde naar alle kanten. Ook nu weer zag zij vaak op naar de gestalte naast haar, maar dan niet meer met dat verzengende gevoel van begeerte.
Met liefde, stille, reine liefde.
Zij sprak ook niet meer van zonde, omdat zij nu wist, dat liefde nooit zonde is, wel begeerte. Omdat de beste gave is die, voor welke niets wordt terugverlangd, en liefde niets is dan geven, niet vragen of nemen.
Zij vroeg nu ook niet langer of hij haar of die andere toebehoorde; zij wist alleen dat zij hem helpen moest. En wel door haar liefde.
En de meester, die uit de verte alles had gadegeslagen, glimlachte stil voor zich.
Hij wist dat de hulp die hij gezonden had, de goede was geweest.
Naschrift: ‘De volmaakte liefde - dat is die waarbij men het doel legt, niet in zichzelf, maar in 't voorwerp dier liefde.’....
H.