De Hollandsche Lelie. Jaargang 22(1908-1909)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Poëzie der Jeugd opgedragen aan de Redactrice van de Hollandsche Lelie door Viking. Gevoelloos vloeit hij voort, bij juichen, klagen, weenen; Twee oevers leiden hem: den snellen Levensstroom! Aan d' eenen droomt de Mensch zijn schoonen levensdroom, Langs d' andere voert de hand der Werk'lijkheid hem henen. [pagina 682] [p. 682] Soms komt een wreede wil den Levens'weg bepalen - Verbiedend: ‘jong te zijn’!.... een hand dwingt vast en kil Op 't naakte oeverboord, het kind dat spelen wil - Dat schreiend heenwijst naar het land der idealen. Den oever waar uw voet, met vasten tred moet treden, Daarop zij wel uw oog met held'ren blik gericht! Maar 't richte daarbij ook zich naar het rozig licht Aan 't ander oeverboord - het droomoord van uw Eden! Dáár is een frissche stroom!.... wie nimmer hem aanschouwde, Wie nooit hem sling'ren zag, langs groene oevers heen, Wie steeds van verre stond - dorstvoelend en alléén - Zag ook niet 's Levens bloem, die dáár haar kelk ontvouwde. Dáár is een zoet gerucht, dat steeds het oor blijft boeien, Waar het naar luist'ren blijft bij 't wilde smart-accoord In 't groote levenslied - een klank die nog bekoord Wanneer in late herfst slechts ruwe stormen loeien! Gelukkig, wie zijn dorst aan deze bron mocht stillen! - Wie lang op 't bloem'rijk pad van Jonkheids dreef mocht zijn!.... Herin'ring ziet die bron nog in de zandwoestijn Van later levenslot - aan 't eindperk van ons willen! Gelukkig, wie het lied uit kinderjaren hoort, Door heel het leven heen! - des leeuw'rik's jubileeren! - Hij zal, als 't Levenslied wel droevig gaat verkeeren, Een danktoon mengen in het trillend slotaccoord! Daar is, helaas! een wreed ontbeeren hier op Aarde - Een droevig ‘vèr-staan’ van den vollen levensbron - Een ‘arm-zijn’, dat verdort wat leven geven kon, En dat uw hof dus doemt tot ‘vreugdelooze gaarde’! - - Daar is geen hand zoo mild, dat zij U kan hergeven Wat U ontbroken heeft in Uw vervlogen jeugd!.... Wanneer uit Lentetijd haar rozig licht U heugt, Kan slechts in 's Leven's herfst de zon U warmte geven! - - - - - - - - - - O! waar de Poëzie een leven gaat ontbreken, Verkilt dit in zichzelf - van 't warme kleed ontbloot Waaronder kiemen kon, wat edel is en groot: Zij kan - waar 't donker wordt - voor 't hart slechts licht ontsteken! Vorige Volgende