wezenlijke smerigheid. Zoo gebeurde het, dat een ham, waar de wormpjes gemoedelijk uit en over kropen, maar eens werd ‘overgekookt’ nu en dan, om dan weer aan ons, avond aan avond, opgedischt te worden bij 't Abendbrot; zoo behoorde het tot de huishoudelijke regels, dat mevrouw elken maandag uit de naaste stad een halve koe inééns in huis nam, voor vleesch-gebruik gedurende de gansche week; niet alleen was natuurlijk een deel van dat vleesch half-bedorven als 't eind van de week naderde (onnoodig te zeggen dat zulke ‘moderne kunsten’ als een ijskast niet aanwezig was), maar bovendien werd de filet steeds als bepaalde Zondags-tractatie bewaard, en was dus, als zijnde van den vorigen Maandag afkomstig, absoluut ongenietbaar. - Enz. enz.
En deze duitsche dame had niet alleen toen een jong meisje in het huis, ‘om haar het huishouden te leeren’, maar maakte reeds sinds jaren bepaaldelijk haar werk van deze specialiteit van opleiding tot het huishouden; iets waarin zij, blijkens de mij met trots getoonde brieven en getuigschriften, een zeer goeden naam had verworven!!!
- In den beginne trok ik den neus op, en liet dergelijke spijzen onaangeroerd voorbijgaan. Maar honger is de beste saus. Ik was jong, ik was gezond, ik kon niet alléén op brood en boter mij voeden; daarenboven, en dat vooral stemde mijzelve gewillig en zachtmoedig, mijne majoors-vrouw-zelve deed haar best, op hare manier, voor mij te zorgen met extrátjes; al waren er die dan ook naar, ik kon toch niet anders dan hare lieve moederlijkheid waardeeren; aan den anderen kant moest ik dus om harentwille een ‘goed voorbeeld’ geven. Op zekeren dag namelijk, nadat ‘Mariechen’, het Poolsche meisje, onbeschaamde opmerkingen had gemaakt over het onder háár speciaal toezicht opnieuw opgekookte ham-gerecht met de wormpjes, riep mevrouw mij apart, en beweerde dat ik de eerste aanleiding was tot die oproerigheid. ‘Mariechen’ namelijk had vroeger niets aan te merken gehad; mijn ‘verwend’ voorbeeld werkte zoo aanstekelijk. - ‘Als ik dan al zelve zoo “verwend” was, wilde ik dan in elk geval niet om haar, mevrouw, te plezieren, toch maar niet doen alsof ik 't met háár, mevrouw, eens was?’ - Wat kan men In zoo'n geval, als men houdt van de menschen, anders doen dan hun den zin geven? Zoo at ik blijmoedig ham met gekookte wormpjes! Ik ben in die paar maanden heel veel van die beminnelijke familie, man en vrouw en zuster, gaan houden. En zoo schikte ik mij daarom zoo goed en zoo kwaad het ging in hun eten, en schikte mij naar hunne voor-wereldlijkheden, en voelde mij alles saamgenomen bij hen heel tevreden. - Zij van hun kant praatten graag met mij; ik werd hun in wereldsche dingen een ware raadsvrouw. Moest mevrouw een nieuwe japon hebben, dan moest ik haar helpen kiezen, en vermakelijk was het daarbij de winkeliers, in dat afgelegen gat, de echt-duitsche woorden voor zoo iets:
Nobel, ‘hoch fein’, ‘apart’, om zich heen te hooren gooien, voor de onmogelijkste ouderwetsigheden. - Toen meneer zijn jaarlijksche reis naar Oost-Pruisen, vanwaar hij stamde, ging ondernemen, haalde hij al zijn verschillende fantazie-hoedjes bij elkaar (en wat is onmogelijker dan duitsche fantazie-hoedjes voor mannen) en verzocht mij te beslissen, welke daarvan nog de meest-moderne was. - Harerzijds stopte mevrouw voor mij de stukjes taart of tulband, waarvan zij wist dat ik hield, in een apart trommeltje, en zette mij een of ander extragerecht voor, wanneer hare Silezische keuken voor mijn smaak al te barbaarsch werd. In een woord, wij konden het steeds hoe langer hoe beter samen vinden; in menig intiem gesprek, op menige lange wandeling, leerde ik in deze ouderwetsche vrouw kennen een hart van goud, een trouwe ziel, en daarbij iemand met een gezonden practischen kijk op de dingen. - Zij was het die tot mij zeide, dat ik steeds, met den besten wil ter wereld, zou hebben te lijden onder de gevolgen eener opvoeding van luxe en gewaanden rijkdom, iets waarin ik geloof dat zij groot gelijk had, en dat mij daarom altijd doet afkeuren de overdreven weeldezucht, waarin heden ten dage zoovele ouders hunne kinderen groot brengen. - Het kan verkeeren. Dat weet ik uit eigen ondervinding.
Zij was ook een zeer vrome vrouw, eenvoudig en oprecht, zonder tot eenige richting of partij te behooren; en voor haar man en haar zuster geldt in dit opzicht hetzelfde. - De twee jonge meisjes brachten in dezen kring het vroolijker element; althans ‘Mariechen’, een allervermakelijkste type van boerschheid, welke moest en zou ontwikkeld worden tot dame, en telkens terugviel in hare vroegere natuurlijkheid van boerinnetje; - daarbij echter een lief, goed, hartelijk wezen; de andere aanwezige jonge dame, van adel, was een slachtoffer van moederlijke onrechtvaardigheid; leelijker en minder-begaafd dan