De Hollandsche Lelie. Jaargang 22
(1908-1909)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 611]
| |
de gastvrijheid der vriendelijke paters genoot. Ofschoon Frans de offisiele taal dezer Orde is, zijn er kolossaal veel Hollanders bij en kan ik me de weelde veroorloven, zo nu en dan, wanneer ik een der vele stations van dit Genootschap bezoek, in 't hartje van Afrika Hollands te keuvelen. Overal wordt men even welwillend ontvangen en voortgeholpen en zo ook weer in Karema. Het was eigelik m'n plan in Karema dragers aan te werven, en het gebergte in 't Z.O. te doorzoeken om te zien of er ook olifanten waren. M'n eigen dragers waren slechts tot Karema verbonden en weigerden absoluut van 't hoofdpad af te gaan; ze wilden niet in de wildernis of pori (= met licht struikgewas en geboomte bedekte vlakte en heuvelen) overnachten en daarom kon ik niets met hen uitrichten. Toen ik dit aan de paters vertelde, gaven deze me ook niet veel hoop, dat ik in Karema gelukkiger zou zijn. Ja, zei de bischop, als U dragers wilt hebben naar Tabora, dan kunt U ze dadelik krijgen, maar de lui hebben nu eenmaal 'n tegenzin om in de wildernis te slapen. Nu woonde er echter ook 'n zwarte fundi (jager), die veel gejaagd had en wellicht hiervoor te vinden was. Deze werd dus geroepen en toonde zich geneigd mee te gaan als ik zorgde voor voedsel. M'n plan was ergens in de wildernis m'n kamp op te slaan, de omtrek te onderzoeken en dragers terug te zenden voor voedsel. Daarmee stemde hij in en hij vertrok om dragers te zoeken. Dat bleek echter boven z'n krachten te gaan en reeds 's namiddags kwam hij me vertellen, dat de lui niet meewilden. De belasting van 3 Rupie was juist betaald, ze hadden voedsel genoeg en de luie negers wilden liever bij hun pappotten verder luieren. Tegen den avond wandelde ik met een pater naar een der dorpen, schilderachtig op 'n heuvel gelegen, om te zien of persoonlike toespraak de lui zou kunnen bewegen, maar iedereen had een verontschuldiging en we keerden teleurgesteld huiswaarts. Dit plan moest dus opgegeven worden, maar hier in Afrika rijpen de nieuwe plannen al even vlug als de kersen in 'n Lentse kerseboomgaard in Juni en 'k besloot dus Karema met z'n onwillige negers vaarwel te zeggen om even Noordeliker m'n geluk te beproeven. In 'n bootje gemaakt van 'n uitgeholde boomstam en aan de zijden opgebouwd met planken vertrok ik naar het dorp Bwaga, opperhoofd Mwanampembe om hier nieuwe dragers aan te werven. Daar de wind echterRoeispaan.
ging liggen en de lui hun belachelike roeispanen moesten gebruiken, vorderden we slechts langzaam en waren eindelik verplicht aan 't strand te overnachten. Daar 't reeds laat was, liet ik m'n tent niet eens opslaan, maar stelde m'n bed eenvoudig tussen de twee vuren, die de dragers aanlegden, bond m'n muskietennet aan 4 in den grond gestoken riemen en sliep als 'n prins. Den volgenden dag kwam ik bij Mwanampembe, waar ik m'n tent liet opslaan. De sultan kwam me spoedig bezoeken, een lastig oud heer, die als velen dezer kleine hoofden niets beters weet te doen dan de hele dag pombe (= bier uit 'n soort graan gemaakt) te drinken. Ook nu verkeerde hij onder den invloed van die drank en was tamelik impertinent. Hij zag spoedig, dat ik dragers moest hebben en dacht: hier valt wat te halen. Zo vroeg hij eerst om 'n geschenk; ik gaf hem 4 yard witte stof, en dat vond hij natuurlik niet genoeg. Hij was op de kant van m'n bed gaan zitten en z'n ogen rolden voorbij ieder voorwerp, dat in de tent te zien was. Eindelik zag hij m'n overjas. Ja, die wou hij hebben. Ik vertelde hem, dat ik er slechts één had, maar dat kan zo'n zwarte potentaat al heel weinig schelen. Toen hij aanhield, vroeg ik hem of hij m'n tent niet wou hebben, maar zelfs deze spot drong niet tot z'n pombe-brein door en stompzinnig herhaalde hij, dat hij de jas verlangde. Toen ik daarop beslist weigerde, ging hij weg. 's Middags echter kwam hij terug en - bonne mine au mauvais jeu - ik bood hem 'n cigaret aan, tegelijk dragers verlangend. Nu eindelik met veel gezeur, kreeg ik m'n luidjes bij elkaar en kon den volgenden morgen vertrekken. En nu begon het trekken door de wildernis, het zoeken en volgen der olifantensporen en de voortdurende moeilikheid met de dragers, die wel mee moeten, omdat ik ze voor 'n maand heb aangeworven, maar met zeer veel tegenzin mij in de pori volgend. Met de beschrijving van m'n heen en weer trekken wil ik den lezer niet vervelen. Meer dan 'n maand volgde ik meer of minder oude sporen en gaf het toen op - as a bad job. Ondertussen had ik echter ander wild geschoten, nl. 'n hartebeest, 'n paar apen en drie wilde varkens, benevens tal van paarlhoenders. De jacht op de varkens | |
[pagina 612]
| |
was zeer interessant. Eén varken, dat ons bemerkte vóór ik kon schieten, kwam recht op ons af; 'k geloof niet, dat hij erge gevaarlike bedoelingen
Woonhuis Saline Gottorp.
had, maar de negers stoven uiteen, terwijl ik probeerde op het, tussen 't struikgewas rennende dier, te schieten. Dat gelukte me echter niet en ofschoon al de negers hun lansen wierpen, kwam het dier met de schrik vrij. Een ander, dat ik schoot, wist zich, ofschoon zwaar gewond, nog uit de voeten te maken en toen m'n negers het den volgenden dag vonden, rook het reeds minder aangenaam, maar dat is geen bezwaar Een aan de haak gevangen Krokodil, aan land getrokken.
voor de negers, die er 'n groot feestmaal van maakten. Steeds noordeliker trekkend kwam ik door 'n streek van zandsteenrotsen en blokken, die op de zonderlìngste manier op de hellingen en in de dalen verspreid liggen. Reeds Stanley heeft dit beschreven; het ziet er uit als bij Arth-Goldau in Zwitserland, alsof er juist 'n ‘Bergsturz’ heeft plaats gehad en de blokken hebben soms de grilligste vormen. In gedachten zie ik reeds in de verre toekomst 'n oppasser met z'n stokje de bezoekers op de verschillende vormen attent maken. ‘Hier, | |
[pagina 613]
| |
dames en heren, is de ‘tafel’, waarvan Stanley at, hier is de ‘poort’, waar Kooyker z'n middagdutje deed en 'n slang doodde, hier is het ‘huis’, daar de ‘tabakspot’ en ginds het ‘altaar’. Ik kwam eindelik uit bij een zoutbron, de Saline Gottorp, die door 'n Duits gezelschap bewerkt wordt. De Duitse vlaggen op het woonhuis wapperden me gemoedelik 't welkom toe en toen we, nadat mij 'n kamer aangewezen was en ik me met 'n bad verfrischt had, onder de brede veranda bij 'n whiskey-soda zaten te geselsen, waren alle vermoeienissen weer vergeten. 'n Prachtig panorama, het Malagarasidal, breidt zich hier voor onze ogen uit, de bredeNijlpaardenjacht aan de Malagarasirivier.
rivier met z'n stroomversnellingen, de oevers bedekt met papyrus, waartussen hier en daar duinpalmen met hun slanke stammen en vederkroon verrijzen, het dorp Nyawra aan onze voeten, links de zoutkokerij en nog verder het veer en de weg naar de Rutschugipost weer geflankeerd door kleinere dorpen met bananenaanplantingen. Wie zou het zeggen, dat zulk een schone natuur tegelijk ongezond kan zijn en toch de heren hier moeten vlijtig kinine nemen om zich de malaria van 't lijf te houden. Als verpozing na den arbeid wordt de jacht beoefend. De regering heeft 3 Rupie (fl 2.40) uitgeloofd voor elke krokodil over 3 meter, waarvan men de kop inlevert. Men meent namelik dat deze dieren de oorzaak zijn van de slaapziekte en wil ze daarom uitroeien (Dr. Koch's teorie). Schiet men echter de krokodil in 't water dood, zo komen de anderen en vreten hun makker direkt op. Hier vist men dus met grote, duimdikke ijzeren haken, waaraan vlees vastgebonden is. De krokodil slikt die in, maakt spektakel en wordt aan de kabel uit de rivier getrokken, waar iemand met 'n geweer klaarstaat en hem doodschiet. De heren hadden al 'n hele spaarpot, en toen we er nog een vingen kon er juist 'n kistje bier voor gekocht worden, dat behoorlik op de gezondheid der dode kroks werd leeggedronken. Maar ook nijlpaarden vindt men hier en menigmaal verstoren ze met hun gebrul de nachtelike stilte. Onze foto toont 'n gelukkigen jager met het dier, dat hij geschoten heeft. Veel doet men er hier echter niet mee, behalve dat de negers er zich zat aan eten. Met dergelike en andere sport gaat de tijd gauw voorbij en al te gauw komt het ogenblik, dat ik weer op moet breken, verder de wildernis in!
LEO KOOYKER VAN DER VEEN. |
|