in een wrevelige bui, ‘c'est des choses qui vous empêchent de fumer.’
Tegenwoordig verhinderen de dames je ook, naar het tooneel te kijken.
Het is plezierig. Vooral als het geval je beroep raakt. Is het verwonderlijk, dat ik stichtelijk het land heb aan dameshoeden, in sommige gevallen althans?
* * *
En zie, daar vraagt me een lezeres, wat een hoedenmaakster te Parijs verdient. Of ik haar, die ‘in 't vak’ is, kan aanraden, zich te Parijs te vestigen.
A la bonne heure!
Eerstens is raadgeven een niet ongevaarlijk ding, aangezien de raadgever dikwerf verantwoordelijk wordt gesteld voor de tegenslagen.
In de tweede plaats behelsde het verzoek tevens de ‘complaisante’ noodzakelijkheid voor mij om inlichtingen in te winnen omtrent dat deel van het modebedrijf, dat mij in de uitoefening van mijn beroep het onaangenaamst heeft beroerd. Fichtre!
Intusschen ben ik met mannenmoed op stap gegaan om de noodige inlichtingen ter zake in te winnen.
Ziehier de uitkomsten van mijn desbetreffend onderzoek, waarvoor ik mij menigen ‘coup de chapeau’ heb moeten getroosten. Bovendien heb ik er mij meestentijds voor moeten hoeden, den indruk te maken, dat ik zelf ‘in 't vak’ was en mijn navragen betrekking hadden op wat de Franschen ‘concurrence déloyale’ en de Duitschers ‘unlauterer Wettbewerb’ noemen.
* * *
De hoedenmakerij, althans de ‘chapellerie féminine’ is zulk een gewichtig onderdeel van de mode, dat ze in de omgangstaal kortweg ‘la mode’ wordt genoemd. Gaat men na, dat van al de vrouwelijke kleedingstukken de hoed uitteraard het meest onderhevig is aan wijzigingen en veranderingen, dan ligt er in die generaliseerende benaming niet veel verwonderlijks.
Ongeveer 9000 vrouwen te Parijs vinden een bestaan in het bedrijf der hoedenmakerij. Zij verdienen van 75 tot 500 francs per maand. Het kapitaal, dat er in dat vak jaarlijks te Parijs wordt omgezet, bedraagt ongeveer 30.000.000 francs.
Bij zulke cijfers is het eenigermate verklaarbaar, dat voormelde campagne van ‘Comoedia’ niet veel vermocht uit te richten.
De veranderingen, die de hoed ondergaat, betreffen, zooals mijn lezeressen natuurlijk beter weten dan ikzelf:
1e den vorm,
2e de kleur en de kleurschakeering,
3e de garnituur oftewel versiering.
Ik heb me dat, tusschen twee haakjes, duidelijk laten uitleggen, teneinde, voor het geval ik te eeniger tijd een roman mocht pogen te schrijven, dan te dien opzichte een even minutieuze, nauwkeurige toilet-beschrijving te kunnen geven als Louis Couperus.
Het behoeft haast geen betoog, dat de vorm afhankelijk is van, tenminste zooveel mogelijk verband houdt met het kapsel. Bij een laag kapsel, waarbij de chignon op den nek rust, behoort een hoed, die het achterhoofd bedekt. Bij een hooge coiffure daarentegen schrijft de mode een lichten, opgewipten of van achteren boogsgewijze uitgesneden hoed voor.
.... Hemel, wat ben ik knap...!
De vormen worden gemaakt van ijzerdraad en gegomd gaas of geapprêteerd linnen. Is de vorm, na herhaalde probeersels en wijzingen eenmaal vastgesteld, dan geeft de modiste dien ter garneering in handen der werksters.
Zijn de modellen goed en wel ‘gecreëerd’, dan worden ze in de étalage-kast te pronk gesteld.
Heel toevallig heb ik een samenkomst tusschen een modiste en een harer klanten bijgewoond. En bij die gelegenheid heb ik opgemerkt, dat een smaakvolle klant niet zelden de onbetaalde medewerkster der modiste in het verzinnen van vormen moet zijn. Wat 'n besprekingen! De ernst, waarmede die opschik besproken wordt, is minstens even diep als die, waarmede Napoleon besloot, al dan niet een veldslag te leveren.
Veelal wordt de hoed eerst geprobeerd op het hoofd van een ‘essayeuse’ of ‘mannequín’. Een welbeklante modiste heeft minstens twee essayeuses, een blondine en een brunette. Deze meisjes of vrouwen moeten een mooien haardos, benevens een zekere elegantie en gratie hebben, doch een bepaald knap uiterlijk mogen zij niet bezitten, opdat de jaloezie der klanten niet worde opgewekt. Ah! het modevak heeft zijn psychologische facetten, in die mate en in dier voege zelfs, dat, als het de eene of andere modiste niet al te best gaat, zulks niet altijd aan onbekwaamheid moet worden geweten.