er liever niet komt om meer buiten te zijn - moeten wij onze huizen zóó inrichten, dat ons een gezellig, huiselijk verblijf geven, waarin verreweg 't grootste deel van den dag moeten zijn. Voor ons dus is 'n huis, bij onze koude, vochtige, mistige luchten, heel iets anders dan voor den bewoner van 'n land met zooveel beter klimaat begunstigd. Als vanzelf komt daardoor, dat wij, om onze huizen 'n gezellig en vooral 'n warm aanzien te geven, onze toevlucht nemen tot dikke tapijten, dito overgordijnen en portieren, die zeker groote stofnesten zijn, maar eenvoudig onontbeerlijk zijn hier. 't Zou heerlijk zijn als wij, zooals de Duitscher, de Franschman en de Italiaan, overal parquetvloeren konden hebben, geen of tenminste, dunne, kleine gordijntjes voor de heel kleine vensters, die ze dáár hebben. Dan zouden wij ook niet telkens en telkens de kamers behoeven te ‘doen’, dan zou er eenvoudig geen gelegenheid zijn zóóveel stof in huis te krijgen. 't Is dus dunkt me heel natuurlijk, dat wij, tengevolge van 't klimaat dus, meer moeten schoonmaken, dan onze buren.
Dat die ‘overdreven’ zindelijkheid zooals men 't vroeger aantrof, bespottelijk is, wie zal dat tegenspreken - maar vindt men die nu nog? Kwam dat vroeger niet door de groote afzondering waarin ze vroeger leefden? zoodat ze niet die gelegenheid hadden zich te ontwikkelen op ander gebied?
Zoo óók de weinige badgelegenheden die men in particuliere huizen aantreft; is dat ook niet toe te schrijven aan 't klimaat? 't Is geen wonder als men steeds door de felle zon beschenen, 't zoo benauwend warm heeft, dat men dan naar 'n bad verlangt en dan dagelijks 'n bad neemt. Maar indien, zooals bij ons, de warmte 't ons niet te benauwd maakt en we liever iets warms dan verfrisschends hebben, is 't dan wonder dat bij ons de behoefte niet zoo wordt gevoeld voor baden? 't Is dunkt mij veel onvergeeflijker, dat 't badhuis te Lausanne 's Zaterdags storm loopt, zóó dat men er tijden moet wachten om 'n beurt te kunnen krijgen, ('n bewijs dus dat dáár in alle particuliere huizen ook geen badgelegenheden zijn) dan dat hier nu nog huizen worden gebouwd zonder die gelegenheid. Ook dus een gevolg van 't klimaat. En wat wordt er niet overdreven door den buitenlander, die zich maar niet schijnt te kunnen voorstellen, dat, waar hij pruttelt over onzen regen en onzen mist, daar dus ook 'n andere leefwijze uit voortvloeit. Zoo las 'k eens 'n beschrijving van 'n Franschman, die aldus z'n beschrijving van 'n Zaterdagsche wandeling beschreef: 's morgens om 9 uur, overal straatschrobben, om 10 uur, weer overal straatschrobben, zóó tot 'k geloof 2 uur toe - waarom maakte hij op dien morgen dan ook 'n wandeling - gewoonlijk bevalt 't hem wel als hij op nette trottoirs loopt, maar als die éénmaal in de week worden gereinigd, dan drijft hij er den spot mee. Die treurig-vuile straten in 't buitenland overal zijn mij altijd 'n doorn in 't oog dan maar liever onze zindelijkheid. Neen, waar zóóveel gespot wordt, (en wel eens terecht) over ons land - daar moet men redelijk zijn en niet dingen, die met 't klimaat samenhangen, en daardoor moeilijk te veranderen zullen zijn, anders willen zien.
C.B.