De Hollandsche Lelie. Jaargang 22(1908-1909)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Opvoeding. Theorie en practijk. Daar in mijn boekenkastje Daar staan ze bij elkaar, De wijze, dikke boeken; Methodes, kant en klaar. Ik heb ze doorgelezen, Ze hebben me͡erg bezwaard, ‘Hoe tusschen al die wenken Den rechten weg bewaard?’ Ik trachtte te verwerken Wat 'k wèl en niet mocht doen, Wat wèl en niet mocht zeggen - - ‘... Geef zelden 't kind een zoen... ... En hoogst verkeerd is 't nemen Van kinderen op schoot...’ ‘... En doet uw kind nog eenmaal Wat gij zoo juist verboodt - Dan geen consideratie, Dat breekt 't prestige af: Verwijd'ren uit de kamer En een gepaste straf.’ Och kindje, en vanmiddag En o, zoo dikwijls nog Toen zat je in 't schemeruurtje Op schoot bij Moeder toch. Laatst moest ik driemaal zeggen: ‘Toe, venteke, niet doen!’ Toen kreeg ik honderd kusjes: ‘Ik zal 't heusch nooit weer doen.’ ‘Als Moeder zit te schrijven, Moet 't kind aan 't spelen gaan,’ (Zoo spreekt de wijsheid verder) ‘Tot 't werk is afgedaan.’ Terwijl 'k dit versje neerschrijf Heb ik 't zoo rustig niet. Ik ben wrat mee gaan spelen En weg was al 't verdriet. - - - - - - - - - - Mijn wijze boeken keken Mij stil verwijtend aan Als schudden ze hun hoofden ‘Och, och, hoe moet dat gaan!’ - - - - - - - - - - Ik ging eens naar het bedje Waarin mijn jongen sliep. Ik keek eens naar het boekdeel Dat voor 't gerecht mij riep - - - En lachte om die wijsheid Die klaar staat overal Die het recept gereed heeft Voor elk speciaal geval. Laat mij mijn groote liefde, Den steun ook van mijn man Dan zie 'k of 'k zonder boeken Er óók niet komen kan. A. de Gr. W. Vorige Volgende