Bezoekt een tentoonstelling van schilderijen. Sommige doeken treffen u dadelijk door de forsche eerlijke wèldoende kunst, die u uit het werk tegenstroomt.
Andere werken doen u onwillekeurig lachen en spottend hoort men zeggen, wijzend op het doek met al zijn vreemde kleurencombinaties, waaruit men eerst na lang turen de voorstelling kan zien, soms zelfs maar kan raden: ‘Wat een aanstellerij, wat een quasiartistiek gedoe!’
Met muziek gaat het helaas al evenzoo.
Vergelijkt sommige nieuwe composities, vol bombastig lawaai met die heerlijke wonder-mooie werken van onze klassieken, als Mozart, Beethoven, Schumann, Liszt.
Ieder wil tegenwoordig anders schijnen dan hij is, ieder wil iets geven waardoor hij opvalt.
Als onze jonge meisjes van heden eens besloten de oude gewoonte om waár en eenvoudig te zijn weer te doen herleven?
Zeker zou dit de tegenwoordige maatschappij ten goede komen.
Men klaagt er over, dat er tegenwoordig in vergelijking van vroeger zoo veel minder huwelijken worden gesloten.
De meisjes maken het er naar.
Ik zelf was eens van het volgende getuige. Na een allergezelligst diner, verzoekt de gastheer des huizes de heeren met hem in het rooksalon een sigaar op te gaan steken. Terwijl de gastvrouw zich met de jonge meisjes naar een andere kamer wil begeven, zegt een jong meisje: ‘Pardon, mevrouw, ik zonder mij liever met de heeren af en steek ook een sigaret op.’
‘Zoo je wilt,’ zegt mevrouw koel.
Het jonge meisje volgt de heeren, die werkelijk niet in geestdrift geraakten, dat deze zich bij hen voegde.
Mij kwam dit optreden van deze jonge dame als een onaangenaame, hinderlijke aanstellerij voor.
Genoemd jongmeisje is nu een groote voorvechter van de vrouwenbeweging.
Is het noodig zich zòo aan te stellen, te rooken, zich slordig te kleeden, nonchalant in het spreken te zijn om te strijden voor de zoogenaamde ‘goede zaak?’
Vermag een zachte, lieve stem, een echt damesachtig innemend optreden niet duizendmaal meer dan al die uiterlijke reclameachtige aanstellerij?
Ligt er niet evenveel aanstellerij in het derde-klasse reizen van een zeer-vermogend nufje als in het eerste-klasse reizen van den burgerman?
Beiden offeren iets aan hun aanstellerij op. Het meisje de luxe, het haar gelijk-‘bürtig’ gezelschap, waaraan ze is gewend, de burgerman om meer te schijnen, het meerdere bedrag aan geld, dat hij best kan gebruiken.
Het is vooral het meisje, de vrouw van heden, die zich aanstelt, en wel het meest in hare gesprekken en het mède-spreken over onderwerpen, die de hare niet zijn.
Hoe vaak treft men het aan, dat een dame, die zich nooit of te wel nimmer bekommerd heeft over politiek, socialisme, er druk op los ratelt over ‘hongerloonen’ ‘verdrukking’, de vloek van het ‘kapitalisme’ als ware ze de grootste voorvechtster van het socialisme, zoodra door een deskundige dit onderwerp wordt aangeroerd.
Noemt wat ge wilt, er is geèn onderwerp, waarvan de jonge dame geèn verstand heeft, tenminste, waar ze doét of ze er geen verstand van heeft.
Ook in de kleeding wordt de noodige aanstellerij getoond.
Het eenvoudige, elegante in kleeding, dat dadelijk de ware dame verraadt, heeft langzamerhand plaats moeten maken voor het vulgaire en opzichtige.
Waar bijvoorbeeld een breede voile, een toilet-artikel uitmaakt bij verre auto-tochten, daar wordt het pralerige aanstellerij deze te dragen als men eens in Hoogstraat en Veenestraat gaat ‘winkelen.’
Er is nog een aanstellerij waartegen ik gaarne zou opkomen, en wel deze, die zich uit in het overdreven oprecht-zijn.
Verstaat me goed. Ik keur oprecht-zijn op zichzelf niet af, integendeel, mits men de waarheid maar kiest en met tact uit.
Dit nu schijnt niet meer noodig.
Aan sparen denkt men niet meer.
Gevoelloos, ruw, hard wordt de waarheid gezegd, of ze pijn veroorzaakt of niet, met een aanstellerij van overdreven eerlijkheid.
Het jonge meisje zegt even eerlijk!! tegen den artist: O, hemel, wat vind ik uwe schilderijen monsterachtig leelijk,’ als ze tegen den auteur beweert: ‘Uw boek was zóó vervelend, dat ik erbij in slaap viel.’
Waartoe is dit zeggen, dit eerlijk-zijn noodig?
Ligt daarin niet de aanstellerij om tegenover derden te durven bluffen, dat ze hem maar lekker gezegd heeft, hoè leelijk zijn werk is.
Is het ook niet volkomen waar, wat Lich-