Boekbeschouwing. ‘De Eeuw van het kind.’
Onze Benjamin, van de kinderkamer tot in de maatschappij. (Bewerkt naar Dr. Matthias, door G.W. Elberts. Uitgever H. Meulenhoff, Amsterdam.)
Verspreide Opstellen over Opvoeding, vooral ten dienste van Ouders, door J.G. Zylstra. Uitgever van der Heide en Leydenroth, Utrecht. - - - - - - - - - - -
In den Haag, op het Plein, lokte dezen zomer de tentoonstelling over kinderopvoeding, met haar aanhangsels van openbare lessen, congressen, onderlinge discussies, etc. 't Is dus juist de tijd te spreken over opvoedkundige boeken; waar wij staan in het teeken des tijds: Het Kind! Helaas! De heer G.J. Zijlstra spreekt, in een zijner hierboven aangehaalde Opstellen, van ‘De eeuw der verkindschte ouders’, in verband met den afgezaagd-geworden strijdkreet: ‘De eeuw van het kind.’ -
Is daarin geen droeve waarheid? Wordt er niet zóó voortdurend geschermd met ‘het kind’, door volwassenen, totdat het hun is gelukt dat naïeve, beminnelijke iets: een kind absoluut uit te roeien?
'tZal wel toeval geweest zijn, maar 't was een toeval, dat mij telkens opnieuw trof: als ik op 't Plein voorbijkwam in die tentoonstellingsdagen, voor één van de ramen der tentoonstellingszalen te zien... een glas verdorde bloemen, - in den zomer, in bloei-tijd! 't Was of de zij of de hij, die daar het beheer voerde, het zinnebeeldig wilde uitdrukken: hoe hier natuur en jeugd en gezonde kiemen werden verkild door een ijzigen adem, van opvoedingssysteem, en hygiëne, en groote menschenwijsheid, tot ze vroegtijdig verdorden en verflensten in den te heeten broeikas-atmospheer!
O neen, ik denk er niet aan al de ‘opvoedkundige’ grootheden, schoolhoofden, en wijze dames, die daar het woord voerden, en in openbare lessen leerlingen kunstjes lieten doen, te ná te komen! Ik ben immers geen ‘bevoegde’, geen ‘deskundige’, niet eenmaal een moeder, - zoo weinig als Hildebrand's ‘Koosje’. -
Gij kent haar toch nog, nietwaar, ‘Koosje’, het jonge meisje van dat Zondag-avondje van de familie Stastok, uit de Camera Obscura, dat de tranen in de oogen had van innige aandoening, bij Hildebrands voordracht van Victor Hugo's: ‘Als 't kindje binnenkomt’ - -?
Waarop Juffrouw van Naslaan (vergeet niet, o moderne lezer, dat in Hildebrands tijd óók de getrouwde-vrouwen nog heetten: ‘jufvrouw’, in den burgermidden-stand) stekelig bemerkt: ‘Ik vind altijd, dat men moeder moet zijn, om zulke dingen ná te voelen’ - ‘Koosje was géén moeder’ - zegt Hildebrand, en toch gelooft hij, dat zij-óók zijn voordracht begréép, beter zelfs dan moeder van Naslaan, ondanks hare in eigen oogen alléén gerechtigdheid daartoe.
Enfin, gelukkig voor mij in dezen, is de tijd voorbij, waarin de mama's van Naslaan zich, in hare ‘moeder’-hoedanigheid, gerechtigd achtten in dergelijke dingen alléén het woord te voeren! Kom daar nu eens om, om zulke ouderwetsche pretensies, nu de jonge meisjes even vlijtig gaan op ‘kraamvisite’ als hare mama's; nu ongehuwde juffers ‘moederscholen’ leiden, en oude vrijsters, met zware mannenstemmen en gebaarde bovenlip, wier geheele uiterlijke verschijning kenmerkt haren maagdelijken staat, waartoe ze als van de wieg af schijnen vóórbestemd, spreken op congressen over ‘de verbetering van zuigelingen-kleeding’ en de ‘waarde van kunstmatige melk boven die der moeder’, en dergelijke onderwerpen méér!
Scherts ter zijde! Nog eens: ik wil niemand te ná komen, ik wil me alleen nog veroorloven hier een héél waren ‘Gedankensplitter’ uit een Duitsch blad te reproduceeren:
‘Welche Mühe gibt sich die Pädagogik, aús einem ganzen Menschen -, denn das ist jedes Kind - ein Stückwerk zu machen!’ -
‘God heeft het den wijzen en verstandigen verborgen, en den kinderkens geopenbaard’, dacht ik onwillekeurig, toen ik in een eenvoudig weekblad, zonder eenige geleerde pretensies, die verstandige woorden ontmoette, te midden van àl de paedagogische wijsheid, waarmede wij heden ten dage worden volgepropt - tot stikkens toe!
De Van Alphen-kindertjes waren nog heilig, bij de volmaaktheden vergeleken, die de hedendaagsche opvoedkunde verlangt te kweeken! Die wisten ten minste nog niets van ‘microben’, en van besmettingsgevaren, en van geslachtsbijzonderheden; die had men, door verkeerd toegepaste waarheidsliefde en ophelderingszucht, nog niet allen zin voor poëzie en àlle geloof aan een mooie droomen-wereld ontnomen! -
Goddank! Er komt een kentering ten goede! De beide hier vóór mij liggende boeken bewijzen dat; beide geschreven door mannen van den nieuwen tijd, door opvoedkundigen van de moderne richting, wijzen zij héén