De Hollandsche Lelie. Jaargang 22
(1908-1909)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||||||||||||
straalt ons het geluk van het moeder zijn recht in de oogen. Uit den aard der zaak laat zich de inhoud niet uitweiden, en volsta ik met de opsomming der verschillende hoofdstukken.
Wat het hoofdstuk ‘Kleeding’ betreft, wil ik u zeggen dat Dr. Stratz een voorstander is, van een aan den lichaamsvorm passend, goed zittend corset. En in het hoofdstuk ‘Verzorging der Huid’, wordt niet ten onrechte aangedrongen op grootere lichamelijke zindelijkheid, en de noodzakelijkheid betuigd van eene dagelijksche wassching van het geheele lichaam. Immers niet zonder reden! Hoe weinig is deze zindelijkheid nog tot de Hollandsche vrouw doorgedrongen! Zij voelt doorgaans meer voor eene helder geschrobde straat of blinkend gepoetst koper dan voor eigen lichaamsreinheid! Hoe dikwijls heeft ook onze Redactrice niet de noodzaak en het dikwijls gebruik eener badkamer betuigd! Het is een treurig feit dat de zindelijkheid zelfs onder de gegoeden nog zooveel te wenschen overlaat. Het blijkt uit het volgende dat de schrijver ons mededeelt: ‘Eene mijner patiënten van goeden huize, gaf zonder dralen hare toestemming tot eene zeer ernstige, levensgevaarlijke operatie, maar was er slechts met de grootste moeite toe te brengen, eerst een bad te nemen.’
Wat dit boek wel het meest aantrekkelijk maakt, dat is dat het niet alleen eene zuiver wetenschappelijke strekking heeft. Niet alleen de intelligente medicus, maar ook de artist en de psycholoog zijn bij afwisseling aan het woord. De kunstenaar, diepvoelend het schoone, en ons dwingend de oogen te openen voor de schoonheid in lijn en kleur. De psycholoog, peilende en kennende de verborgenheden van het vrouwelijk gemoed, ons opwekkend tot zieleschoonheid, in nauw verband met lichaamsschoonheid. In de inleiding drukt hij zich uit als volgt: ‘In een gezond en mooi lichaam moet echter ook eene gezonde en mooie ziel wonen, en de vrouw, die de in haar sluimerende talenten en edele opwellingen der ziel aankweekt en ontwikkelt, draagt die volmaking over op hare omgeving, hare nakomelingschap en dus op het geslacht.’ Het gelaat heet de spiegel der ziel. En de zieleschoonheid die ons toestraalt uit de gezichten der vier laatste photo's (voorstellend vier verschillende gezichten op den leeftijd van tien, twintig, vijf en veertig en negentig jaar) kan door de volmaakste schoonheid niet worden vergoed. Even sympathiek als het lieve kindergezichtje, is ons de zachte uitdrukking op het gerimpeld gelaat der negentigjarige. Krachtig en duidelijk van taal en stijl, met vele afbeeldingen ter verduidelijking, is dit boek voor ons leeken alleszins begrijpelijk. Moge menige jonge vrouw zich gelukkig achten met zijn bezit! A.I.G. |
|