plaats tot plaats, tot al het hooi is binnengehaald.
De dorpen zien er dan in dien tijd tamelijk verlaten uit: de mannen allen weg, de vrouwen aan den arbeid op de dorpslanden; alleen de oudjes en de kinderen blijven thuis. Soms worden de kleintjes tot moeder's thuiskomst in huis opgesloten, soms de zorg over hen opgedragen aan een zusje, dikwijls zelf nog een kind, wat wel eens heel treurige gevolgen heeft.
Wee! als in dien tijd door onvoorzichtigheid brand uitbreekt, want door gebrek aan hulp wordt dan soms zoo'n heel dorp in de asch gelegd! Trouwens, al zijn de mannen thuis, dan is het gevaar bij brand toch groot, want het blusschingswerk is vrij primitief. Ieder hoofd van een gezin moet met een onderdeel van het bluschmateriaal op de plek des onheils verschijnen; welk onderdeel het zijn moet, staat op zijn huis aangegeven door een plaat, waarop het voorwerp is afgebeeld, bijv. een emmer, een ladder, een wagen, een paard, een waterton, enz. Nu kan men zich wel voorstellen, dat, voordat iedereen aanwezig is, en er van eenig georganiseerd handelen sprake is, het vuur, gretig voedsel vindend aan de houten huizen, meestal al groote verwoesting heeft aangericht en dikwijls slechts met moeite de levende have gered kan worden.
Veel, te veel arbeid wordt hier soms al van zeer jonge kinderen gevergd, die blijkbaar niet door kinderwetten beschermd worden en de gevolgen blijven niet uit. Of zij moeten al mede zwaar werk verrichten, wat soms een flinke lichamelijke ontwikkeling in den weg staat, òf zij moeten op de kleintjes passen - en doen dit dan met hun kinderverstand al heel onvoldoende, waardoor die kleinen schade lijden of zij zelve haar gezondheid benadeelen. Mij is o.a. een geval bekend van een achtjarig meisje, dat voortdurend de zorg had over een ziekelijk zusje van ruim een jaar. Het kranke kindje schreide soms uren achtereen en het oudere droeg het dan maar steeds op en neer, ook 's nachts, want dan verlangt de moeder, vermoeid van haar dagwerk, ook dat zij het kind sussen zou. Het arme meisje was weldra zoo overspannen door oververmoeidheid, dat zij tot het yast besluit kwam, dat het geschreeuw moest ophouden en - bij afwezigheid der moeder het kleine kind verdronk! Arm schepseltje! zij wist nauwelijks, wat zij gedaan had; zij antwoordde maar steeds, toen men haar ondervroeg: ‘Ik kon het niet meer aanhooren, ik kon niet.... ik moest eindelijk rust hebben,’ en slechts van die ééne gedachte vervuld, was zij in haar overspanning tot haar wanhoopsdaad gedreven.
Een klein-kindersterfte is vrij groot door ondoelmatige voeding en onvoldoende verzorging, deels uit onkunde, deels uit zekere berustende onverschilligheid: het groote gezin brengt groote zorgen.... en al heel gauw is de moeder geneigd het zieke kind, dat maar niet beteren wil, onder de ikoon neer te leggen, ten teeken, dat zij het opgeeft en het God en Zijn Heiligen overlaat het tot zich te nemen, het is ten slotte toch gelukkiger in den hemel dan op aarde.... en haar zorg wordt alweer verlicht als er een kind minder is!
De hulp van een dokter in te roepen is lastig en kostbaar door de groote afstanden; eerder zal men de ikota raadplegen, de clairvoyante, een vrouw behept met stuipachtige aanvallen, die in dien toestand in een glas water starend opheldering geeft van haar gestelde vragen, op welk gebied ook. Zoo wordt gaarne haar raad gevraagd in geval van diefstal of misdaad en haar aanwijzingen worden voor onfeilbaar gehouden en stipt gevolgd. Een feit is, dat zij wel eens tot ontdekkingen geleid hebben, maar ook hier is de grens tusschen een bizondere natuurlijke gave en bedriegelijke nabootsing moeilijk te trekken.
Reeds vroeger heb ik al eens medegedeeld, dat het volk erg bijgeloovig is en sterk aan de uiterlijke vormen van den godsdienst gehecht; hun begrippen van heilig en onheiligrein en onrein strekken zich ook tot de dierenwereld uit. Duiven en meeuwen, bijv. worden als heilige dieren beschouwd en beschermd: men zou het niet wagen durven hun eenig leed aan te doen; groote zwarte kevers (ik meen, dat wij ze gewoonlijk bakkerstorren noemen) zijn gelukbrengers en hen te verjagen zou gelijk staan het geluk zelf uit zijn huis te verdrijven! Honden en kraaien daarentegen zijn onreine dieren en mocht een snoeplustig muisje in de melkpot gevallen zijn, wat wel eens gebeuren kan, is niet alleen de melk, maar ook het vaatwerk onherroepelijk verontreinigd en moet vernietigd worden.
Vele eigenaardige plechtigheden en gebruiken vindt men hier nog onder de boeren in het hooge Noorden; daarom hoop ik een ander maal eens een en ander te vertellen.