iets in onze hedendaagsche ‘jongeren’ poezie, dat háált bij dat:
O spreek mij niet van liefde,
Van vriendschap en van trouw;
Die zijn al sinds lang overleden,
'k Ben lang er al van in den rouw.
Neen, spreek mij van 's menschen ellende
Van al zijn kommer en nood;
En hoe hij zijn broeders leven
Verbittert - dan lach ik mij dood.
Dat is geen Heine-nadoenerij; (zooals hijzelf erkent onder Heine's invloed te zijn geweest), dat is Heine. En op zijn allerbest 'n Heine. -
En dan zijn Drie Studentjes. Iedereen - óók die van de rest van Piet Paaltjens niets afweet - heeft, geloof ik, wel daarvan gehoord:
Drie vrienden in lust en in nood;
Blij sprongen ze in de armen der wereld,
En de wereld - - kneep ze dood -
Naast Piet Paaltjens moet je 't langdradig gekerm van onze hedendaagsche jongelingschap leggen - dan zie je eerst recht wat 'n lamzakken die zijn! - - In Familie en kennissen heeft mij altijd: Mijn broertje 't best van al bevallen, om de groote, groote gevoeligheid van toon; zoo onopgesmukt, juist dáárdoor zoo roerend, vertelt de auteur die wreede herinnering aan 'n jammerlijk oogenblik. -
En nu komt Dyserinck, en laat het ‘verklarend’ licht van 'n herinnering vallen op die zoo héél sympathieke persoonlijkheid (zie zijn portretten maar eens aan, zóó'n gezicht liegt niet). Mij zijn zulke door anderen, van achterenaf geschreven toelichtingen over algestorven menschen altijd 'n beetje pijnlijk, 'n soort heiligschennis. Zoo iemand kan het nog zoo goed meenen, en toch zoo heel anders 'n kijk hebben achterna op de intimiteit waarvan alleen de betrokkene-zelf het ware wist. Toch doet Dyserinck wèl zijn best, geeft hij óók wel bijzonderheden ten beste, die je niet kende, en Haverschmidt er nog te liever om doen krijgen; zooals b.v. blz. 42, waar wij lezen dat Haverschmidt op den 3den October, ter gelegenheid van het Leidsche ontzetfeest, van de trappen der Societeit Minerva een toespraak tot de burgers richtte, welke eindigde, nadat hij de vaderlanders van 1575 hemelhoog had verheven om hun kloekheid: ‘Zoo waren uwe vaderen der zestiende eeuw, maar als ik nu neerzie op de burgerij van den tegenwoordigen tijd, dan... dan zeg ik, dat er onder loopen, die niet waard zijn om te staan in de schaduw van een dooden hond.’
Onnoodig te zeggen dat de dappere Leidenaren hem met ballende vuisten te lijf wouen. -
Zulke menschen, die wat durven, 'n wáárheid durven zeggen, - zij zijn niet geschikt voor 't leven en voor de geordende maatschappij en voor het predikant-schap van, leuter maar toe Zondags, en eet en drink je in de week verder vol aan de tafel der je aanbiddende rijke gemeenteleden, en voor de armen zal 't Leger des Heils ondertusschen wel zorgen. - Haverschmidt heeft de waarheid hiervan bewezen. Hij was te goed, te teer, te fijnbesnaard, voor al dien rommel die leven heeft. En zijn nagedachtenis is er mij altijd héél, héél eerbiedwaardig door - en zijn boeken behooren voor mij tot die stukjes literatuur, die ik vereer, omdat ze bovenal zijn van den mensch in den artist.
Schoolvriendinnen, door Stella Mare, (met illustraties van Dirk Harting.) Uitgever H. Honig, Utrecht) is een meisjesboek van onze medewerkster Stella Mare, uit wier schetsjes van kinderleven, geregeld in dit Blad verschenen, de lezeressen haar stijl en verteltrant kunnen beoordeelen. Het is een dik, gezellig-babbelend, vlug-geschreven boek, dat eindígt met de voor alle jonge meisjes, die 't zullen lezen, blijde tijding, hoe 'n zij en 'n hij mekaar vonden.
Huwelijksgeluk, door Otto Funcke, uit het duitsch vertaald door P. Warmenhoven, predikant te Aarlanderveen. (Uitgever A.W. Sijthoff, Leiden.) - Voor hen, die den naam Otto Funcke kennen, - in christelijke kringen een zéér bekende naam - is het wellicht overbodig te zeggen, dat we hier te doen hebben niet met een roman, doch met opstellen, ten bate van verloofden en gehuwden, zeer ernstige en zeer-aanbevelenswaardige raadgevingen, welke volstrekt niet altijd alléén voor orthodoxe-christenen hunne waarde hebben, maar over 't algemeen zeer-algemeen-menschkundig aandoen, en daarom door elkeen ter harte te nemen zijn. Zoo b.v. is hetgeen de schrijver blz. 31 zegt, omtrent het oppervlakkige der meeste kennismakingen dóór onze dwaze vormen zeer juist gezien, al begint zij van lieverlede meer en meer te verdwijnen die stijfheid, die in Duitschland nog zoo zéér den omgang van beiderlei kunne onderling beknelt.
Uit de Aarde, naar het Deensch van Ingeborg Maria Sick (uitgever H. Honig, Utrecht). - Van deze goede schrijfster, aan wie wij onder anderen Loutering danken, had