De Hollandsche Lelie. Jaargang 22
(1908-1909)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGedachtenwisselingen.I. Brief van een vrouwelijk ambtenaar.Lieve Lenny,
Nu eindelijk dan krijgt je weêr een brief van me, maar je moet weten, ik ben ziek geweest, ik had me overwerkt en moest toen een algeheele rustkuur doen. Verbeeldt je, ik, een rustkuur, 't is om te gieren en 't was afschuwelijk, want je weet, ik ben zoo verbazend bewegelijk. Niettemin moest het en heb ik 't ook volbracht met ernst, zoodat 't mij veel goed gedaan heeft. Nu kom ik met een verzoek tot je; je zit daar zoo aan de ‘bron’ te Parijs. Je weet, mijn liefhebberij voor vertalen en vooral 't liefst uit 't Fransch; dat geestige volkje heeft mijn geheele sympathie. Je zult in je vrijen tijd wel veel fransche bladen onder je oogen krijgen en als je nu iets geestigs leest, iets, dat waard is om vertaald te worden voor een feuilleton, zend 't mij dan. Maar één ding, niet al te schuin. Het is hier tegenwoordig treurig gesteld, er wordt zoo streng gelet op de toon van een stuk en de toon waarop iets geschreven is. Verbeeldt je, dat onlangs drie gemeente-ambtenaren in ééns ontslagen zijn geworden, wegens den toon, in een artikel, door hen geschreven in hun bondsblad. En dàt nog wel in Amsterdam, waar een burgemeester heerscht, die zoo liberaal is! Geen voorafgaande waarschuwing, niets! En nu staan ze daar op straat, broodeloos!! Vindt je 't niet verschrikkelijk en dàt met zulk een christelijk ministerie! Die ‘nette toon’ waaide eerst uit den Haag, waar de burgemeester indertijd verbood het vertoonen van ‘l'affaire des poisons’, of er moest een stuk uitgelaten worden, hetgeen gebeurd is, en nu waarachtig is die nette toon in de hoofdstad. Den geheelen dag moeten die ambtenaren op kantoor hun chefs dienen en in hun vrijen tijd worden ze nòg op hun vingers getikt. Op die manier wordt de vrijheid op het woord óók geschaad, en zullen die lui machines worden, anders niet, de pit en 't leven dat in hen zit, wordt vernietigd; vindt je dat ook niet? Dus daàrom, niet te schuin, anders zouden ze me óók toevoegen: ‘Neen, Mevrouw, dit stuk kunnen we onmogelijk aannemen, de toon deugt niet, en u weet, tegenwoordig - - - hm! hm! c'est le ton, qui fait la musique!!’ - - - Zeg, Lenny, bij jullie merkt men zeker niet zoo heel veel van de feministische beweging, is 't wèl? Daar is de Parijsche vrouw, toch te veel vrouw voor, niet waar? Zoo luchtig, zoo geestig, zal ze er misschien wel een beetje aan meêdoen, maar me dunkt, dat ligt zeker zoo'n beetje oppervlakkig, een klein vernisje, of vergis ik me? Ik las laatst iets erg leuks over de Parijsche vrouwelijke telefonisten. Ze hadden een verzoek ingediend aan den Minister van Handel en Nijverheid, om te mogen werken onder toezicht van een man, van een chef. De cheffiste voldeed hun niet, want zeiden zij, de tyrannie van een vrouw is onduldbaar; ze wilden wel een man gehoorzamen, (het is zoo in-typisch, vind ik). Vrouwen kunnen niet onpartijdig oordeelen over andere vrouwen, want ze zijn meestal jaloersch van elkaar en dat is zoo echt waar. Dit vind ik nu zoo onvervalscht vrouwelijk en ik voel veel meer voor die vrouwen dan voor de onze, die slecht gekleed, de mannen naäapen. Valt je dat nu niet op, hoe veel aangenamer een Fransche vrouw aan het oog doet, dan een Hollandsche, zoo degelijk? gekleed en bij wie, meestal de kleederen geen goede snit hebben? Die Parisiennes hebben zoo den slag van, met een enkel lintje of strikje, het ensemble gracieus te maken, niet waar? En ik vind zulke coquetterie tegenwoordig een deugd, dàt zeg ik je, want om altijd op die hobbezakken - log te kijken, dat is gewoon niet te doen. En willen ze absoluut reform dragen, welnu, reform kan men even élégant maken als men wil tegenwoordig, want die japonnen ‘style empire’, wat zijn die niet gracieus en toch óok eigenlijk een soort reform! Zeg, Lenny, hebt jij óók zoo'n groote hoed van een paar meters omtrek? Wat zou ik lust hebben, om even naar je toe te vliegen en dan op die levendige Boulevards, dat prettig menschengedoe te aanschouwen! Want elken dag is 't weêr nieuw op die boulevards; het verveelt nooit, want dat luchtige volkje weet aan alles een pittig glimpje te geven! Dag, lieve, schrijf eens gauw aan IRIS. Amsterdam, November 1908. | |
II. Onthouding.Ga naar voetnoot*)Hoezeer ook ten volle overtuigd van het loffelijke, edele en onbaatzuchtige streven van de Rein-Leven-beweging, meen ik toch dat deze - als zoovele idealistische bewegingen - in sommige opzichten het onmogelijke en onuitvoerbare nastreeft en zich op een onhoudbaar standpunt plaatst. | |
[pagina 332]
| |
Wat toch is het geval? We hebben hier met iets geheel anders te doen dan bvb. met het alkoholvraagstuk. Waar dààr onthouding kan geëischt worden van iets - tenzij als geneesmiddel - absoluut onnoodigs en overbodigs, is het hier de stem der natuur die in zeer vele gevallen met geweld moet worden onderdrukt. Terwijl daar meest alles gewoonte, willekeur, onwil is, hangt hier in vele gevallen alles van temperament, constitutie en aanleg af. Waar we zien dat de alkohol bijna zonder uitzondering op den duur lichaam en ziel verwoest, zien we dat de grootste, de uitstekendste mannen (en zelfs vrouwen!) op allerlei gebied, ongestraft aan die stem der natuur gehoorgeven. En in bijna al die gevallen is van zoogenaamde liederlijkheid geen sprake. Onverzwakt naar lichaam en geest leggen deze personen een dikwijls schitterende loopbaan af en 't zijn alleen de spotters en de bedillers, die niets ontzien, wier toespelingen en aanmerkingen zij zich moeten - en ook gemakkelijk zullen - getroosten. Toch zal ik de laatste zijn om onthouding af te keuren, tenzij in het onhoudbare. Want dat er geen specifieke ‘onthoudingsziekten’ bestaan is een zeer zwak argument. En hier heb ik bijna uitsluitend den man op 't oog. De geheele aanleg der vrouw brengt mede, dat bij hààr de nadeelige gevolgen van onthouding hooge uitzondering zijn. Vandaar dat er wel degelijk tweeërlei moraal dient te bestaan. Nergens blijkt dat klaarder dan in het huwelijk. Vanwaar zoo vele zoogenaamde ongelukkige huwelijken? In verreweg de meeste gevallen ontstaan die doordat dezelfde vrouw, die eerst - zij het ook meestal geheel zonder erg - onmatigheid gekweekt heeft, later, dikwijls zonder dat zij er zelf een geldige reden voor zou kunnen opgeven, tot het andere uiterste overslaat en daardoor den echtgenoot dwingt elders te gaan zoeken wat hij in zijn huis niet meer vindt en wrat voor hem, zullen zijn levenslust, werklust en werkkracht niet te gronde gaan, onafwijsbaar noodzakelijk is. Geen specifieke ‘onthoudingsziekten’ toch, bestaan er, maar wel vinden tal van zenuw- en zielsziekten - en ook weer bijna uitsluitend bij den man - in gedwongen en gewelddadige onthouding haar oorsprong. Een verhoogd geslachtsleven - ik geef hier weer volgaarne de meest schitterende uitzonderingen toe - is in tallooze gevallen onafscheidelijk verknocht aan geestdrift, bezieling en werkkracht op velerlei gebied. Daarom is evolutie op het gebied der sexueele verhoudingen, gelijk die zich, zij het ook nog bijna onmerkbaar, reeds hier en daar begint te openbaren, een der meest dringende, der meest ernstige, der meest onafwijsbare eischen des tijds. De schrille wanverhouding tusschen de dagelijks met reuzenschreden vooruitsnellende techniek en de in zoo vele opzichten jammerlijk achterlijke maatschappelijke toestanden doet zich ook hierin ten pijnlijkste gevoelen. 25 Oct. 1908. E.H. |
|