| |
Na-indrukken en - Beschouwingen.
Florence in den tijd der Medici's.
(Naar aanleiding van het 12de Lustrum van het D.S. C: 29 Juni - 5 Juli 1908). door Johan Koning.
De Delftsche Lustrumfeesten behooren reeds weer eenigen tijd tot het verleden, en al de pracht en schittering is weer vergrijsd door den overgang van dagen, grauw, in hun banale kleuren. En Delft heeft reeds lang zijn feestkleed afgelegd, dat het misstond. Jan Veth noemt Amsterdam ‘de stad van grootsche intimiteit’, - Delft heeft het klein-intieme in zich - het stil oud-Hollandsch-rustige, dat zoo bekoren kan. En den stil-eenvoudige past geen feesttooi. En wat gegeven werd?: een heel flauw beeld van 't bloeiendst tijdperk in het leven van de kunst - een parodie - een verontheiliging van heel iets schoons. Maar ook door de duizenden die Delftsch stille huizen zagen, opgevat als zoodanig - als een vertooning - een laten zien iets moois uit vreemde landen met die eigenaardige bekoring van het vreemde, in nieuwe kleuren van heden, in hedensche atmosfeer - vermoderniseerd, daardoor een nabootsing, belachelijk, een parodie. De harmonie der schoonheid, der grootsche stille schoonheid van het oude, was verbroken. Maar ook: de menschen die kwamen, zagen, maar namen niet waar; zij hoorden, maar verstonden niet. Delftsch stille rust en schoonheid werd ontheiligd: een tooneelopvoering in een Kerk, alleen voor rijk bevoorrechten met vele buitenstaners die door de vensters turen -
| |
| |
Lorenzo Il Magnifico. † 1492.
een wilde, drukke menigte, in een stil eerwaardig woud. Maar het oppervlakkige heeft toch oppervlakkig schoon en dit ook heeft zijn waarde voor de oppervlakkigen in zien en hooren. En daarvoor was de ‘voorstelling’ mooi, bewonderend mooi, en liep men weg met de ‘spelers’ en wat zij gaven - veel, heel veel vergetend.
Ik wil - Lelie-lezeressen en -lezers - die niet oppervlakkig zeker zijt - u iets meer geven, u iets dieper doen gevoelen in waar schoon, dat u als parodie is voorgezet. En ik weet dat gij - na wat ge zaagt, er zeker belang in zult stellen.
Florence was in den tijd der Medici's de zetel van de kunst, en toen had kunst een heel wat hoogere beteekenis dan tegenwoordig. Nu is het middelpunt der ‘Kunst’ Parijs: een treurig breed verschil van thans met het voorheen. Onder de Medici's - die waren de groote steun van het schoone kunstgebouw - dat in die jaren is tot stand gekomen, leefden ook de grootste kunstenaars - die - in al de eeuwen die weer die jaren volgden, geen overtreffen hebben gevonden.
Voor verder door te gaan met u iets te vertellen van de kunst in die dagen, wil ik u eerst iets zeggen van die familie, waaraan men telkens denken moèt, wanneer men leest of ziet van de kunst die in dien tijd, haar hoogste punt bereikte, en waaraan men telkens ook herinnerd wordt, dwalende door de straten van het Florence van thans. Hetgeen ik u nu zeggen ga over de Medici's is ontleend aan een oud-Duitsch werk van den jare 1746.
Men zegt dat het Huis der Medici's uit Frankrijk afkomstig is, en dat eenige leden ervan in Hetrivië groote goederen bezaten. Met meer waarheid kan men zeggen, dat deze familie reeds in de 13 de eeuw, in Florence in groot aanzien leefde, en als tamelijk rijk beschouwd werd. Deze rijkdom gaf eerst eer, en trok daarna tot zich toe de macht, waaraan het huis de Medici's zijn hoogheid heeft te danken. De familie sloot zich eerst aan bij de Guelphische partij, omdat deze partij de vrijheid van de stad beschermde. Bij Keizer Lodewijk van Beieren stond Sylvestro de Medici, het hoofd der democraten Gonsaloniere (± 1370) in hoog aanzien, ofschoon toen reeds heerschte een zekere verbittering van de overige Florentijnsche families tegen
De graftombe van Giovanni († 1463.) en Piero († 1469.) de Medici door Verrocchio.
| |
| |
het huis der Medici's. Zij hadden groote sommen gelds met den handel verdiend, en hadden daardoor grooten invloed gekregen op de meeste inwoners van Florence. Ook in tijden van oorlog hadden zij groote sommen voorgeschoten, en zorgden dan daarbij wel dat zij in het stedelijk regiment de hoogste plaatsen innamen. Hun rijkdom vermeerderde zich nog door de groote en kostbare handel, die over Florence en Venetië op Alexandrië en de Roode Zee werd gedreven. En zij wisten van hun rijkdom zoodanig gebruik te maken, dat zij door geheel Europa beroemd werden. Zij waren liefhebbers der Wetenschap en de vrienden der geleerden; zij hadden de mooist geschreven boeken van de gansche wereld bij elkander verzameld. Marmeren beelden en antiquiteiten waren in overvloed aanwezig, en men kon bij hen de sierlijkst bewerkte edelgesteenten van de Grieken en Romeinen vinden. In 1453 - met de verovering van Constantinopel, viel het Grieksche keizerrijk, en de vluchtende grieksche geleerden werden bij hen met open armen ontvangen. De kunstenaars, in het bijzonder schilders en beeldhouwers vonden in hen hun steun en bescherming, de stad zelf nam in bloei toe door de handel in wol en manufacturen vooral, en aan de arme handwerkslieden schoten zij geld voor. Zij lieten schepen bouwen, staken hun geld in de eerste ondernemingen en leenden zelfs geld aan keizers, koningen en vorsten, waardoor zij hunne genegenheid verwierven. Maar dit alles kweekte bitterheid in de andere Florentijnsche families, die niet konden zien dat zij zooveel invloed kregen, en de geheele burgerij op de hand der Medici's was. Niet minder verdroot het hen dat zij professoren bezoldigden, en zelfs hun zonen lieten overkomen, die dan in hunne geschriften de roem der Medici's verspreidden.
Echter nam de verbittering in de overige families steeds tegen hen toe, met name Raniald Albizi, Rudolph Petruzi, Nicolai Barbadorus en Palla Strozi, en kort daarop werd Cosimo, de ‘vader des vaderlands’ zonder eenigen vorm van proces uit de stad verbannen. Maar toen de koop- en handwerklieden hem terugeischten, kregen zelfs zijn vijanden berouw dat zij den bekwamen Cosimo uit de stad verjaagd hadden. Cosimo de Medici werd teruggeroepen, en schitterend weer ingehaald, bij welke gelegenheid hem den naam werd gegeven van: ‘pater patriae’. Deze Cosimo de Medici stond in groot aanzien bij Keizer Frederik de derde, die in 1452 als Keizer zijn intocht in Florence deed Deze Keizer bewonderde het paleis van Cosimo, maar naderhand verklaarde hij dat de rijkdommen der Medici's in hem een groote wrok tegen dit huis hadden gekweekt. In zijn particulier leven was Cosimo een zeer eenvoudige man, een ideaal-vader, een uitstekende zakenman, en een buitengewoon vriendelijk medeburger voor iedereen. Vóór alles hield hij van het gezelschap van kunstenaars, en geletterde menschen; Brunelleschi en Michelozzo, Donatello en Fra Lippo Lippi, vonden in hem de edelmoedigste en opofferendste beschermer; vele kloosters en kerken uit den eersten tijd der Renaissance, in Florence zelf en in den omtrek, zijn door hem tot stand gekomen; de meest bekende zijn: San Lorenzo, San Marco en de Badia van Fiesole; zelfs stichtte hij een hospitaal in Jeruzalem. Cosimo was zich zeer goed bewust van de positie van zijn huis, wat wel blijkt uit zijn eigen woorden: ‘Ik ken den geest die er in deze stad heerscht; het zal geen vijftig jaar meer duren vóór wij er uit zijn verdreven; maar de gebouwen zullen toch blijven bestaan’. Hij stichtte groote bibliotheken, o.a. in San Marco en met hart en ziel gaf hij zich aan de Neo-Platonistische richting van de Renaissance. Hij richtte ook op een Platonische Academie, het middelpunt van de
Italiaansche geleerdheid van die eeuw. Den eersten Augustus 1464 stierf hij op zijn villa in Careggia, nadat kort vóór zijn dood - in 1463 - hij zijn geliefden zoon, Giovanni had verloren. Hij werd - niet zonder tegenstand - opgevolgd door zijn zoon Piero, die huwde met Lucrezia Tornabuoni, een Florentijnsche vrouw. Piero leefde zeer eenvoudig, hij had zijn dochters uitgehuwelijkt aan Florentijnsche burgers, alleen zijn zoon Lorenzo - hij die later zou genoemd worden: Lorenzo Il Magnifico - gaf een gloed van schitterkleuren over het eenvoudige, schamele leven van zijn vader. Hij huwde dan ook, niet uit eigen vrije beweging, met Clarice Orsini, de dochter van een voornaam Romeinsch edelman. Piero stierf den 3den December 1469, en werd, als Cosimo, op zijn wensch, eenvoudig begraven. Zijn eenvoudig, maar prachtig grafmonument, van Verrocchio's hand, staat in de oude sacristie van San Lorenzo waar hij met zijn broeder Giovanni ligt begraven. Behalve een dochter - Bianca - liet hij na 2 zoons, Lorenzo en Giuliano, die in 1478 bij een oproer werd
| |
| |
Lucrezia Tornabuoni, de vrouw van Piero de Medici.
vermoord, getroffen door negentien dolksteken, en Lorenzo ontsnapte bij den aanslag slechts licht gewond. De wraak van het volk over dezen aanslag bleef niet uit, en de samenzweerders werden ontzettend gestraft. In den nu volgenden oorlog, waarin bijna geheel Italië betrokken was, vond Lorenzo de gelegenheid, die zijn troon in Florence in één slag onwankelbaar vaststelde. Florence was tot het uiterste gedreven door de vereende krachten van Napels en Rome. De pest brak in de stad uit, Lorenzo was feitelijk door zijn bondgenooten verlaten, en stond aan den rand van een finantieëlen afgrond. Toen deed hij, wat zeker beschouwd mag worden als de edelste daad die hij in zijn leven heeft verricht: hij redde zichzelf en de staat, doordat hij vrijwillig zich stelde in de handen van Koning Ferrante van Napels, een verschrikkelijken tiran, waarheen hij was gereisd, en die zeker zijn gast zou vermoord hebben, wanneer hij had gemeend dat daarin voordeel steken zou. Maar, als alle Italianen van den Renaissance-tijd, was Ferrante open voor rede, en de welbespraaktheid van Lorenzo Il Magnifico, haalde hem over tot een - voor Florence - eervollen vrede, waarna Lorenzo in Maart 1480 naar de stad terugkeerde. ‘Indien Lorenzo een groot man was vóór hij Florence verliet’ - schrijft Machiavelli, ‘na zijn terugkeer was hij grooter dan ooit, en hij werd door de burgerij zeker ingehaald met alle lof en eer als zijn groote hoedanigheden en zijn ware verdiensten toekwamen, daar men begreep dat hij zijn leven had blootgesteld om den vrede van zijn land te herstellen’. Nu was Lorenzo's macht in Florence en in een groot deel van Italië voor goed gevestigd.
Rondom Lorenzo stonden geschaard de grootste kunstenaars en geleerden van dien tijd, die in hem een schitterenden Maecenas en een zeer geliefd gezelschap vonden. Tot op zekeren grens, was Lorenzo zelf een goed dichter, weinig mannen hadden zeker niet zoo'n levendig gevoel voor al het schoone in zijn verschillendste vormen, zinnelijk en geestelijk, dan Lorenzo. Hij was ook een wel te hebben echtgenoot, maar een uitmuntend vader voor zijn kinderen, die hij aanbad. In het begin van April, op vier en veertigjarigen leeftijd stierf Lorenzo in vrede (1492), gezegend door den ernstigen domìnicaner monnik Savonarola, die als een sombere ver-
Florentijnsche dracht in het laatst der vijftiende eeuw.
| |
| |
schijning aan zijn ziekbed steeds had gestaan. Lorenzo Il Magnifico liet drie zoons na, Piero, die in 1494 verjaagd - huwde met Alfonsina Orsini en in 1503 stierf, van hem stamt af Catharina, de latere koningin van Frankrijk, († 1589), een tweede zoon Giovanni, de latere paus Leo X, gestorven in 1521, en Giuliano († 1516), benevens een dochter Lucrecia die gehuwd is met Salviati.
Voor ik u nu iets ga vertellen van de kunst van die dagen, wil ik eerst iets zeggen over de stad Florence.
Florence ligt ongeveer in het midden van Toscane, ten zuiden en ten noorden door bergen ingesloten. Haar omtrek is onregelmatig, omdat de stadsmuren op verscheidene plaatsen als vleugels uitsteken. Smal aan de uiterste einden en betrekkelijk breed in het midden, heeft zij veel van den vorm eener spoel. De Arno, die aan den oostelijken kant de stad binnenkomt, verdeelt haar in twee ongelijke deelen. Vier prachtige steenen bruggen verbinden de beide gedeelten der stad waarvan het getal poorten elf is, ieder geflankeerd door groote torens. De stad is vol paleizen, die behooren aan de schitterendste families, en die zich vooral bevinden in het boven-stadsgedeelte. De handel bracht zeer veel winsten op, en was meest de onuitputtelijke bron der kosten tot bestrijding van de talrijke oorlogen waarin vaak de stad gewikkeld werd, want de inkomsten van de staat waren ongeveer drie honderd duizend ducaten. Vooral was sterk ontwikkeld de laken- en wolindustrie, per jaar fabriceerde men in Florence 20 à 23.000 stukken laken. De Florentijners zijn matig in het eten en drinken, en van een buitengewone netheid, slechts een klein aantal der voornaamste families leeft in pracht en overvloed. Aan de kleeding werd steeds zeer veel zorg besteed, en in het gewaad van velen lag een hooge, artistieke gedachte. En deze kleeding wisselde in kleur, b.v. naar de maatschappelijke positie, kooplieden anders dan advocaten, deze weer anders dan de edelen, de rijken, en vooral anders dan de doktoren, die vaak droegen een mantel in zachte roode of violette kleuren.
Zoowel in het leven der kunst, als in het groote leven daarbuiten, is de tijd van de Medici's, de z.g.n. periode van de Quattrocento, een van de meest bewonderendswaardige hoofdstukken in de geschiedenis der menschelijke gedachte; de Renaissance bràk als een golf over Italië uit, en vond een nawerking door geheel Europa bijna. En in deze beweging was Florence het middelpunt, in haar schoot ontstonden de beroemdste kunstenaars, zij was de vruchtbare bodem waarop de vreemdste en schitterendste bloemen bloeiden, in wier heerlijk ontluiken, Lorenzo Il Magnifico zelf een schoone plaats innam. Om elk kunstenaar afzonderlijk te beschrijven en iets te geven van zijn kunst is ondoenlijk, daarom moet ik mij tot de leiders bepalen. De leidende geesten der eeuw in architectuur en beeldhouwkunst waren Brunelleschi (1377-1446) en Donatello (1386-1466). Verder Michelozzo Michelozzi (1396-1472), die, als beeldhouwer samenwerkte met Ghiberti en Donatello, maar die het meest bekend is als de gevierde architect van de Medici's, die hun beroemd Palazzo Riccardi bouwde en het klooster van San Marco.
(Wordt vervolgd).
|
|