De Hollandsche Lelie. Jaargang 22(1908-1909)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Van de gift, die Liefde heet. Een kindeke, met bleek-beschreid gezicht Vraagt zacht om brood.... Daar nadert eene vrouw In lang gewaad, van 't teerste hemels-blauw, Als sterren glanzen d' oogen, groot en licht. Zij neemt het kindeke op haren schoot, En spijst en drenkt het, als een moeder 't doet, En lacht en spreekt veel woordjes, lief en zoet, En vlijt haar kleed om d' arme voetjes bloot. Het knaapje slaapt.... en droomt een schoonen droom, Zijn eigen moedertje, zoo zacht en stil, Ziet hij opeens zoo duidlijk weer.. hij wil Haar roepen... dat z' hem spoedig halen koom'.... Maar moedertje is dood... vèr weg... bij God, En hoort niet meer... toch wordt zijn smart gesust, Door naasten-liefde, op wier schoot hij rust, De genius van 't droeve menschen-lot. Mei 1905. ANNIE NAUTA. Vorige Volgende