De Hollandsche Lelie. Jaargang 22(1908-1909)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Van de gift, die Aalmoes heet. Daar is een vrouw, in rood-fluweelen kleed, Hoog draagt zij 't hoofd, vol trotschheid is haar gang, Blank-wit de hand, met vingren smal en lang, Ruim golft de sleep, aan 't rijke weelde-kleed. Zooals op zomer-dag, de Hemel blauw En strak zich koepelt over d'aard, zoo gaan Haar oogen, kil-koud, onbewogen, aan 't Al voorbij, hetzij bij vreugd' of rouw. De mond is met een fiere krul gebogen, De lippen toe, want spreken doen ze niet, Zij zingen nimmer 't zacht-weemoedig lied Om andrer smart... haar ziel blijft onbewogen. Tòch geeft ze geld, z' is rijk, dus 't schaadt haar niet, Als slechts die eeuwige stem van armoe zwijgt.... De knecht reikt hoog-genadig, wat ge krijgt... Dit is, wat in het leven Aalmoes hiet. Mei 1905. ANNIE NAUTA. Vorige Volgende