nog lang niet ‘genoeg’ te weten van den verheven godsdienst, dien hij had omhelsd, en hield toen twee à drie uur lang een aller-geheimzinnigst in elkaar-gezet betoog, waarin zooveel van cirkels en natrillingen en van Karma en van Kosmos en van Nirwana en van nog zooveel meer voorkwam, dat hij zichzelf telkens moest onderbreken om te zeggen: ‘Ik voel wel dat ik niet-duidelijk genoeg ben; dat komt omdat ik-ook nog maar behoor tot de eerstbeginners.’ - ('t Geen mij niet bepaald aantrok zelf te gaan behooren tot de ‘ingewijden’). Ten slotte vroeg ik hem: ‘Maar stelt gij U voor dat eenvoudige menschen ook maar iets begrijpen van dat alles; bij hen is het dan toch ten slotte niets anders dan dom napraten,’ - - - waarop hij mij het antwoord schuldig bleef. -
‘In beide mensch-afdeelingen een zelf, zich afkeerende van het niet-zelf, om zich te voegen bij, te vereenigen met eenig Hooger-zelf. Zoo ook in den Makrokosmos, daar is, als ik het goed begrijp, het keerpunt juist in het midden van het Kali-Juga, de ijzeren eeuw, het meest verstoffelijkte deel of liever tijdperk van den kosmos.’
Hier hebt ge nog maar een héél-gewoon zinnetje uit het boek Theosofie en Christendom. Ik voor mij lees liever het machtig proza van Paulus' brieven, of van de Psalmen en den Prediker. -
Pastoor Hugo Verriest (biographische studie), door Andries de Ridder (uitgever L.J. Veen, Amsterdam, en De Nederlandsche boekhandel Antwerpen). - De meesten onzer hebben den sympathieken ouden man, over wien dit boek handelt, wel eens gehoord, denk ik - ‘Zijn voordracht-rondreis door Holland is een triomftocht geweest; de geestdrift vergezelde hem.’ Aldus verhaalt zijn enthousiaste bewonderaar. Ik heb hem, gelijk ik indertijd in de Telegraaf schreef, als 'n beminnelijk en aantrekkelijk spreker begroet, al kan ik mij niet opzweepen tot dat overdreven en onzinnig bewonderen, waarvan Andries de Ridder zelf het gewilde waarschijnlijk bevroedt, als hij schrijft blz. 9 dat:
‘Soms de Hollanders zich glimlachend afvragen hoe het toch mogelijk is dat de Vlamingen die overweldigende bewondering en die jaloeze liefde kunnen overhouden voor menschen lijk Verriest en Rodenbach, die nochthans, als artiest, zoo eenig-hoog niet staan en toch geen eeuwwerk achterlieten.’
Inderdaad, zoo is het; was reeds in Andries de Ridders werk over Stijn Streuvels, dat ik reeds vroeger besprak, een groote neiging merkbaar tot het te-veel, waardoor hij het voorwerp zijner aanbidding (mag men bijkans zeggen) niet vergrootte maar verkleinde ten slotte, in zijn ophemelen van Verriest, niet als mensch, daartegen heb ik niets, maar als groot Vlaming, wordt hij zoo welsprekend, dat hij daardoor den lezer, inplaats van hem met zich mee te sleepen, critisch en nuchter stemt.
Intusschen heeft hij gezorgd, door 'n behoorlijke dosis vleierij aan de toongevende critici van onze groote bladen, die hij met name opsomt, en dan daarna vereert met de bijvoeging dat zij ‘groot’ zijn, zichzelf in de gunst dezer heeren reeds vooraf aan te bevelen. Help je mij, ik help je weer. Zijn boek zal er dus wel ingaan; hetgeen, om den sympathieken persoon waarover 't handelt, niet behoeft betreurd te worden. Integendeel.
Prostitutie en Meisjeshandel, door Otto Henne am Rhijn, met een aanbevelend woord vooraf van Jhr. Mr. O.Q. van Swinderen. Uitgever Baarn, Hollandia-drukkerij. - Een boekje dat verschillende droevige feiten meedeelt uit den handel in blanke slavinnen. Men kan niet anders dan den strijd, die hiertegen wordt gevoerd, door comité's van regeeringswege als anderzinds, van ganscher harte toejuichen, maar wanneer men leest de geschiedenis die op blz. 33 wordt gemeld uit Nederland - Amsterdam (1896), dan vraagt men zich af in welk een staat leven we eigenlijk, waarin de politie zoo iets toelaat? Op blz. 68 lezen we, dat op de Internationale Conferentie van regeerings-afgevaardigden te Parijs, 1902, door onze afgevaardigden o.a. is voorgesteld de regeering in overweging te geven: den Hoofd-commissaris van Politie te Amsterdam aan het hoofd te plaatsen van een centraal bureau ter bestrijding van den vrouwenhandel. Wanneer men bedenkt wat nog onlangs voorviel in zake Duitsche Greet, dan is het niet overbodig er op te wijzen, hoe noodig het in de eerste plaats is in zoo'n geval te zorgen voor betrouwbare politie, juist op dat speciale gebied. De Klaasje-Zevenster-politiecommissaris is geen uit de lucht gegrepen type, gelijk wij onlangs zagen. - De feiten uit dit boekje schreeuwen om wraak, maar geen regeerings-conferenties, met prettige diners en afgevaardigden-gekeuvel op kosten der verschillende landen, noch blaadjes, noch wat ook, zullen afdoend helpen, zoolang men zoo laks blijft met het aanvatten van den grond van alles, met de zuivering van het